Boekbespreking Burning Bridges en Bridges are Ours
Leo ten Hag
Beeldgeschiedenis van de 82nd Airborne Division in Nederland (september – november 1944)
Bespreking van Peter Hendrikx en Michel De Trez, 2017: Pictorial History of the 82nd Airborne Division in the Holland Campaign.
Op 17 september 2017 vond op Klein Amerika (bij Groesbeek) de presentatie plaats van de tweedelige Pictorial History of the 82nd Airborne Division in the Holland Campaign. 73 Jaar geleden was dit de locatie waar eenheden van het 505th Parachute Infantry Regiment (505 PIR) landden met als doel om, ondersteund door 376th Parachute Field Artillery Battalion, onder andere het gebied ten westen en zuidwesten van Groesbeek te veroveren en bezet te houden. 505 PIR was één van de drie regimenten van de 82nd Airborne Divsion (82 AB); de andere twee, 504 PIR en 508 PIR landden respectievelijk bij Overasselt en Kamp. Het 504 PIR moest, samen met eenheden van 307th Airborne Engineer Battalion, de bruggen bij Grave en Heumen veroveren; het 508 PIR had de opdracht om, nadat zij de ‘hoge grond’ tussen Wyler en Nijmegen onder controle had gekregen, de aanval op de Waalbrug in te zetten. De acties van de 82 AB maakten deel uit van Operatie Market Garden: het plan om de bruggen over verschillende rivierovergangen bij Eindhoven, Nijmegen en Arnhem door luchtlandingstroepen te laten veroveren. Via deze ‘corridor’ zou het Tweede Britse Leger op kunnen rukken richting Arnhem en vanuit een te vestigen bruggenhoofd ten noorden van de Rijn door kunnen stoten naar het IJsselmeer en rechtsaf richting Duitsland (het industrieel belangrijke Roergebied). De oorlog, zo was de achteraf bezien al te optimistische gedachte, zou op deze wijze nog voor het eind van 1944 beëindigd kunnen worden.
De samenstellers van het hier besproken boek hebben jarenlang onderzoek verricht en dit heeft geresulteerd in een collectie van zo’n 1.600 foto’s, welke in twee lijvige delen met in totaal bijna 1.000 pagina’s zijn afgedrukt. Een groot aantal van deze foto’s is voorzien van, soms uitvoerige, onderschriften waarin onder andere de locatie, de historische context en bijzonderheden over de afgebeelde militairen worden toegelicht. Samen met afgedrukte dagboekfragmenten en delen uit memoires van betrokken militairen en in kleur weergegeven uitrustingstukken en gebruikte wapens geeft dit (in veel gevallen nog niet eerder gepubliceerd) beeldmateriaal een overzicht van de campagne zoals deze door het 82 AB in met name de maanden september en oktober 1944 in en rondom Nijmegen is gevoerd.
Het eerste deel, ‘Burning Bridges’, begint met een uiteenzetting over het ontstaan en de inhoud van Operatie Market Garden, de voorbereidingen op en de landingen van de verschillende regimenten en de gevechten om de verschillende bruggen in de eerste dagen na de landingen. Deel twee, Bridges are Ours, gaat verder met de aanval op de Waalbrug, waarbij met name de befaamde ‘Waalcrossing’ op 20 september uitvoerig wordt belicht. Op deze dag en de dagen daarna werd door eenheden van het 508 PIR zwaar gevochten om het bezit van de zogenoemde Duivelsberg (ofwel Hill 75.9). Deze episode wordt onder andere geïllustreerd met de wat mij betreft meest aangrijpende foto uit het boek (boven):
De ‘hoge grond’ of ‘Groesbeek Heights’ bleef, zoals de auteurs terecht opmerken, ook na de verovering van de Waalbrug, van groot belang: “(…) the Groesbeek heights developed into a blockade of the funnel between the Maas and Waal rivers, from where the only serious German threats developed to counterattack the bridges” (p, 742). In het verdedigen van deze hoogte speelde met name het 325th Glider Infantry Regiment een belangrijke rol. Dit regiment had al dagen eerder vanuit Engeland moeten arriveren, maar verscheen, mede dankzij slechte weersomstandigheden, pas op 23 september op het strijdtoneel. Van de gevechtsacties van dit regiment bestaan helaas weinig foto’s schrijven de auteurs. Noch fotografen van het Signal Corps, noch de divisiefotograaf hebben hier foto’s gemaakt. De Duitsers wel: maar liefst 3 Kriegsberichter waren er door hen op uit gestuurd om de gevechten om de Groesbeek Heights in deze periode vast te leggen. Waarom dit zo was geven de auteurs niet aan.
Het hoofdstuk over de ‘Division service area’ (Groesbeeks bos) laat foto’s zien van onder andere Division Headquarters, de Militaire Politie en de 307th Airborne Medical Company.
Op hun website (http://d-day-publishing.com/) zeggen de auteurs ook uitgebreid archiefonderzoek te hebben verricht met als resultaat een volgens hen nieuwe visie op de historiografie van Operatie Market Garden De auteurs bekritiseren met name de opvatting van historici dat de mislukking van Operatie Market Garden werd veroorzaakt door het oponthoud van de grondtroepen bij Nijmegen. Op het moment dat deze troepen arriveerden was de Waalbrug nog niet door de 82 AB veroverd; de opmars werd daardoor vertraagd, zodanig dat de grondtroepen Arnhem niet meer tijdig konden bereiken en het vestigen van een bruggenhoofd ten noorden van de Rijn opgegeven moest worden. Dit betekent volgens sommige historici dat Gavin en zijn 82 AB verantwoordelijk gesteld moeten worden voor de (gedeeltelijke) mislukking van Operatie Market Garden. Waarom is dit volgens de auteurs niet terecht? Om te beginnen, stellen zij, kreeg Gavin het plan Market Garden op een bijeenkomst op 10 september opgelegd en bestond er geen ruimte voor het aanbrengen van belangrijke veranderingen hierin. Een verzoek van Gavin om een zogeheten ‘coup de main’ uit te mogen voeren (dat wil zeggen parachutisten ook aan de noordzijde van de Waalbrug te laten landen en daarmee de kans op een succesvolle verovering te vergroten) werd op 16 september tijdens een laatste bijeenkomst voor het begin van Market Garden, definitief afgewezen: de bevelhebber van het IXe Troop Carrier Command (IX TCC) vond het te gevaarlijk. De ‘Operational Order’ waarin deze afwijzing wordt vermeld is volgens de auteurs het enige document waarin het voorstel van Gavin wordt genoemd. Noch in de rapporten van de 82 AB, noch in teksten van Gavin zelf wordt dit verzoek om een coup de main vermeld. Dit op zich opmerkelijke gegeven wordt door de auteurs helaas niet nader verklaard. Toen hij vernam dat zijn verzoek was afgewezen zou Gavin onmiddellijk aan Lindquist (commandant van het 508 PIR) mondeling opdracht hebben gegeven om zo snel mogelijk na de landing zijn eerste bataljon naar de Waalbrug te sturen. Maar op 17 september zou Lindquist echter te lang gewacht hebben om, op het moment dat de Duitse verdediging nog zwak was, de aanval op de Waalbrug in te zetten. Gavin’s vrijheid van handelen zou vervolgens beperkt zijn, omdat hij zich aan de opdracht van Browning (de bevelhebber over de airborne missie) om eerst de Groesbeek Heights onder controle te brengen en dan pas de Waalbrug te veroveren moest houden.
De auteurs zeggen er echter niet bij dat Gavin volledig akkoord was met deze prioriteitsstelling. Het wonderlijke is dat zij dit in feite zelf impliciet toegeven getuige het volgende, al vele pagina’s eerder door hen aangehaalde citaat van Gavin: “It is a basic concept of airborne tactics that an airhead must first be established from wich further tactical operations can be conducted. This high ground provided ideally such an area. I personally considered it the key to the accomplishment of the entire mission (…)” (p. 742). Gavin zelf ontkende ook achteraf niet dat hij in dezen volledig met Browning instemde: zie Gavin, 1978: On to Berlin, p. 149: “(…) General Browning particularly directed me not to attempt the seizure of the Nijmegen bridge until all other missions had been successfully accomplished and the Groesbeek/Berg-en-Dal high ground was firmly in our hands. I could not have agreed with him more (…)” (Gavin, 1978: On to Berlin, p. 149). Een bataljon zou inderdaad volgens zijn (mondeling) bevel zo spoedig mogelijk de aanval op de Waalbrug in dienen te zetten, maar dan wel nadat de Groesbeek Heights onder controle waren gebracht. Lees opnieuw Gavin: “I told him (Lindquist) that if, in his opinion, the situation along the Groesbeek high ground was quiet in the late afternoon of the day of our landing, he was to send a battalion against the Nijmegen bridge that night” (p. 151). Deze aanval werd ook ingezet, maar moest op bevel van Browning op 18 september worden afgebroken omdat de Duitsers vanuit het Reichswald de aanval op de drop- en landingszones hadden ingezet. Gavin zou volgens de auteurs met dit bevel hebben ingestemd omdat hij in onzekerheid verkeerde omtrent de omvang van deze Duitse aanval: volgens Engelse inlichtingen zou het om een groot, van tanks voorzien contigent Duitse troepen gaan. Deze (achteraf overdreven) inschatting van de Duitse troepensterkte heeft ongetwijfeld meegespeeld. Feit is echter ook dat de Duitsers de drop- en landingszones (waar die middag de tweede lift zou moeten landen) daadwerkelijk wisten te veroveren, zij het met inferieure troepen en een Amerikaanse tegenaanval noodzakelijk was geworden. En wat tot slot de Waalcrossing betreft: Horrocks (de commandant van het XXX Korps) zou Gavin niet op de hoogte hebben gebracht van het bestaan van een noodplan. Dit voorzag onder andere in een aanval over de Waal (met amfibievoertuigen) door daarvoor getrainde eenheden. Dit plan was echter dusdanig gecompliceerd, schrijven de auteurs, dat allerlei vertragingen optraden en uiteindelijk de niet daarvoor getrainde para’s van het 504 PIR de Waalcrossing, ten koste van veel verliezen, uitvoerden.
Al met al was de mislukking van Market Garden volgens de auteurs op geen enkele wijze de verantwoordelijkheid van Gavin. Eerder het tegendeel, want ondanks het feit dat Gavin veel te weinig troepen tot zijn beschikking had in relatie tot de hem toegedachte taken was zijn 82 AB er toch in geslaagd alle gestelde doelen te bereiken. Het waren andere bevelhebbers die de verkeerde inschattingen maakten, onjuiste beslissingen namen en teveel aarzelden waardoor de Britse en Poolse para’s bij Arnhem niet op tijd konden worden bereikt. Al deze commandanten en bevelhebbers hebben inderdaad hun fouten gemaakt, zoals achteraf geconstateerd kan worden, maar mijns inziens wordt Gavin door de auteurs wel erg nadrukkelijk uit de wind gehouden. Het voornaamste punt blijft toch het geven van prioriteit van het onder controle brengen van de Groesbeek Heights boven het veroveren van de Waalbrug en daar was ook Gavin verantwoordelijk voor.
De grootste waarde van deze publicatie is toch het bijeengebrachte beeldmateriaal. En hierover nog een laatste opmerking: op pagina 942 staan voorwerpen afgebeeld die tijdens een archeologische opgraving aan de Scheidingsweg zijn gevonden. De laatste jaren is er vanuit de archeologie steeds meer belangstelling voor resten uit de Tweede Wereldoorlog. Er zijn verschillende symposia over deze WOII archeologie geweest, de meest recente in april 2017, ‘Strijdigheden’. Voordat archeologen zich hiervoor begonnen te interesseren bestond er onder amateurs al grote belangstelling en werden met behulp van detectors talloze objecten opgespoord. Het merendeel vond (en vindt) zijn weg naar particuliere verzamelaars en blijven aldus voor het ‘grote publiek’ verborgen. Dat is jammer en het is aan te bevelen om een inventaris van dit materiaal (en van door archeologen opgegraven objecten) samen te stellen en in een (foto) boek te presenteren. Dit zou een waardevolle aanvulling op de hier besproken boeken kunnen vormen.