Keulse kloot

Twee keer. Zegge en schrijve twee keer konden we in het najaar op de traditionele woensdagavond terecht in onze werkruimte in het depot. Net voldoende om de laatste sorteeracties uit te voeren van ons thuiswerkproject ‘Waalkade’. Al het archeologisch interessante materiaal is nu gescheiden van het afval (grind en gruis). Met ingang van de een-na-laatste coronamaatregelen kon iedere groep thuis aan de slag met een specifieke materiaalsoort. Witbakkend, roodbakkend, industrieel wit, fayence, transferware: we zijn op het juiste punt beland om de volgende stap te zetten: puzzelen en plakken. In het depot staat een Waalkade Wisseltafel, zodat we foutief gesorteerde items kunnen afgeven voor andere groepen. Via de app houden we elkaar op de hoogte. Met ingang van de allerlaatste coronamaatregelen zijn uiteraard ook de groepen weer teruggebracht en blijven er bijna alleen individuele en duo-acties over. Toch blijft er voortgang. Op onze website is er meer over dit project terug te zien! 

In Groesbeek zijn we bezig met roodbakkend aardewerk. Een grote materiaalgroep. Zelf heb ik gekozen voor roodbakkend aardewerk met slibdecoratie, waarvan het merendeel waarschijnlijk afkomstig is uit Gennep. De naïeve decoraties spreken me aan, en lijken met veel liefde en vaardigheid te zijn gemaakt. Een paar voorbeelden laat ik jullie graag zien. Het afgelopen jaar is dit materiaal ook afgebeeld op het omslag van ons jaarverslag. Inmiddels is er van de betreffende schaal al wat meer dan alleen de toenmalige scherven!

 

Onlangs werd ik door een vriend uitgenodigd om een workshop decoreren te volgen bij Cor Unum, een bekende keramiekwerkplaats in Den Bosch. Een prachtige gelegenheid om eens te kijken of ik zo’n Genneps decor zou kunnen nabootsen. Weliswaar niet met slib, maar dan toch in ieder geval met glazuren. Het blijkt al een hele toer om – met behulp van een klein draaiplateau – een lijn langs de buitenrand van het bord te trekken. Verder probeer ik een spiraal, zoals je vaak ook bij slibdecors ziet, ik probeer te krassen om het sgrafito te oefenen. En als laatste probeer ik het spettereffekt na te bootsen. Naïef als de Gennepse decoraties mogen zijn: er is heel wat kunde en ervaring nodig om het goed aan te brengen. Ik had jullie graag het eindresultaat van mijn poging willen laten zien, maar het baksel moet nog opgehaald worden…je houdt het tegoed.

Een van onze nieuwe leden, Jon, die net als ik graag mudlarkt (rivierstrandjut), bracht zijn vondsten mee naar een thuiswerkmiddag. Gezamenlijk hebben we ze bekeken. Een overzicht en de aardigste vondsten, twee randen van Romeinse kruiken en een stukje van een geverfde waar drinkbekertje, – gewoon van het Waalstrand – wil ik jullie niet onthouden. 

Waar we niet uitkwamen is deze grijsbakkende scherf, zeer grof gemagerd, met een decoratieve band. Suggesties zijn welkom!

Een goed moment om de belofte aan een ander nieuw lid in te lossen. Op de schervenavond – ja, de echte – bracht zij een tas vol scherven mee die ze naar aanleiding van een van mijn blogs had gevonden in Oeffelt. Ik was verrast toen ik ze zag, ze leken in niets op de scherven die ik zelf had gevonden. Ook de vele omstanders hadden geen idee waar we naar keken. Enorme scherven, zwaar, grof, maar waarvan? Een grote pot, daar waren we het over eens, maar verder kwamen we eigenlijk niet. Harry van Enckevort leek uitkomst te bieden. Het zou mogelijk een 18e eeuwse of 19e eeuwse tuinvaas kunnen zijn. Dat leek niet zo’n gekke gedachte als je weet dat er ooit een drukbezochte herberg bij de vindplaats heeft gestaan.

Op verzoek van ons nieuwe lid had ik de scherven mee naar huis genomen om te zien of ik er iets van kon maken. Op de valreep van het jaar ga ik ze eerst maar eens wassen. Wat een grote klompen aardewerk! Sommige stukken lijken secundair verbrand te zijn. Terwijl de scherven drogen kan ik het niet laten alvast wat te puzzelen. Een paar bodemstukken bieden zich aan. Vreemd, een van de andere stukken past aan de bodem maar heeft ook een rand. Met een ronding naar boven.

Even denk ik aan een organisch gevormde bovenrand, maar opeens begint het te dagen. Helaas…niks Romeins, niks ouds, niks inheems. Google brengt uitkomst. We hebben te maken met een terracotta terrashaard van Zuid-Amerikaanse oorsprong. Ik vind exact dezelfde: voor 129,95 heeft de eigenaar die het afval dumpte een nieuwe!

Gelukkig hebben we de afgelopen maand weer mogen genieten van het echte werk. Opnieuw kwamen we in een extreme weerssituatie terecht: was het bij onze laatste opgraving soms boven de 40 graden, nu hadden we te maken met vorst. Gelukkig wist Joep ‘Icepick’ Hendriks de bovenlaag voor ons te prepareren.

De mooiste vondst wil ik jullie niet onthouden (ik deel het bericht dat de wethouder openbaar heeft gemaakt) een fantastische, puntgave, Romeinse ribkom. En er is meer graafwerk in het verschiet, een goed vooruitzicht!

 

Toen ik gister wat liep te schuimen op een veldje achter ons huis vond ik onderstaande grote jongen. De twee kleintjes – terracotta en glas – vond ik al eerder in dit veld, voor de verhouding heb ik ze toegevoegd. De blauwe leek me steengoed, met een kobalt glazuur, flink gebruikt, gesleten en met butsen. Mijn eerste gedachte: een knikker, maat stuiter of bonker: 33 mm.

Dat leverde een leuke online zoektocht op. Ja, er werden steengoed knikkers gemaakt. Soms gingen ze als vracht vanuit Duitsland mee op schepen, onder andere naar de VS, waar ze nu nog verzameld worden. Ik vind ze alleen met zoutglazuur, ik zie geen kobalt varianten. Dan kom ik een naam tegen:  mogelijk is dit een Keulse kloot. Dat is een bal voor kolfen of klootschieten. Er staat geen maat bij, dus lastig beoordelen. En wellicht onwaarschijnlijk dat het kolfspel hier in het achterste achterland werd gespeeld. Toch meer iets voor de notabelen? Ook het RCE deelt een foto van een ‘kleine gebakken Keulse kloot’. Weer geen maataanduiding. Ik kom een theorie tegen dat ze als kogel werden gebruikt. Omkleed met lood. Of als stop op Keulse kruiken. Onhandig lijkt me, maar wie zal het zeggen. In het Deventer systeem kan ik ze niet vinden, hoewel er exemplaren in Deventer gevonden zijn. Ik hoop op betere tijden, als we er weer samen over kunnen praten en we niet van het wereldwijde web afhankelijk zijn voor determinatie. 

In ieder geval weer iets geleerd. Ik had nog nooit van een Keulse kloot gehoord. Ik kende ooit wel een Tielse kloot. Ik moest er meteen aan denken toen ik die naam las. Mijn vader had een ver familielid die Jan Kloot heette. Toen zijn vrouw – in de vijftiger jaren – zwanger bleek van een drieling besloot hij zijn naam te veranderen – ik zal die om privacyredenen niet vermelden. Hij wilde zijn kinderen de naam Kloot niet aandoen. Voor zijn kinderen heeft het vast goed uitgepakt. Maar voor hemzelf veranderde er niets. Zelfs ik weet 70 jaar later zijn bijnaam nog: ‘Jan met de drie kloten’. Wat een tijdsbeeld.

Na al mijn terugblikken is het goed om ook wat krenten uit de pap van de toekomst te vissen: er is nog een opgraving in het verschiet, we kunnen nog vooruit met ons Waalkadeproject en hopelijk kunnen we spoedig weer met zijn allen bij elkaar komen, geboosterd en wel. Tot die tijd is er online van alles te zien en lezen: op onze Facebookpagina plaatsen Aad en anderen bijna dagelijks kijk- of leestips!

Ik wens jullie een goed nieuwjaar. Laten we hopen dat we snel van 3G naar 3O komen: ontmoeting, ontdekking, ontwikkeling. Tot dan!

 

Zen in Oeffelt

Toen ik ruim 20 jaar geleden lid werd van de AWN, kwam de afdeling op woensdagavond bijeen op een zolder in Nijmegen, boven wat nu Shabu Shabu is. Het was een flinke klim en met het bestijgen van de trappen werd de geur van het verleden intenser. Via een lange smalle gang tussen stapels stoffige bruine archiefdozen door bereikte je de ruimte met de tafel. De tafel die nog steeds ‘onze’ tafel is. Hoe blij was ik die eerste keer – uitgenodigd door Peter Vissers – dat er tussen al die mannen ook een vrouw aan tafel zat. Die vrouw was Anneke van Bergen. Deze week kregen we bericht dat Anneke is overleden.

Ingetogen is het woord dat in mij opkomt als ik aan haar denk. In haar manier van praten, haar belevering van archeologie, haar ontwerpen: alles wat nodig is, en niets teveel. Ze voelde als een mentor toen ik pas bij de club was. Bereid om haar kennis te delen. Geduldig. Ze gaf vertrouwen. We hadden dingen gemeen naast de archeologie: metaal, textiel…de belangstelling voor (toegepaste) kunst. Ze had een zachte stem, zocht nooit de voorgrond, maar ze had een o zo scherpe blik voor alles wat mooi was en ‘klopte’. Toen ik na een periode van perikelen en afwezigheid weer terugkwam op de woensdagavonden – nu in het depot – was Anneke er niet zo vaak. Haar gezondheidsproblemen werden groter en het reizen moeilijker. Ze belde me nog een keer voor een lastige zakelijke kwestie, ik was blij dat ik haar kon helpen, maar we zagen elkaar daarna een hele tijd niet meer.
Nog een paar keer kwam ze terug op woensdagavond. We waren al even bezig met het Valkhofproject. Maar het was duidelijk dat ze haar draai niet kon vinden in die grote groep met de vele nieuwe gezichten. Toen ze weg was, de laatste keer, vroeg iemand me: ‘Wie was die oude mevrouw die hier vanavond was?’ Ik moest even schakelen voor ik wist wie ze bedoelde. Ze was zo veel meer. Peter heeft het prachtig verwoord in zijn IM. RIP Anneke, je was een mooi mens en dat blijf je voor altijd.

Ik heb het blog even laten rusten na dit begin. Hoe ga je verder? Maar opeens wist ik het. Anneke was als vrouw een wegbereider in de vrijwilligersarcheologie. Het was in die tijd toch vooral een mannending. Ik realiseer me dat dat langzaam maar zeker begint te veranderen. Kijk maar eens rond op onze werkgroepavonden.  Onlangs hebben we in een bestuursvergadering afgesproken dat we al onze nieuwe leden zouden bellen om ze welkom te heten, eens te kijken waarom ze lid geworden zijn en wat ze van ons verwachten. Wat bleek bij het samenstellen van de bellijst? Van de (vele) nieuwe leden is ruim een derde vrouw. In het kader van de privacy kan ik niets vertellen over de gesprekken die ik heb gevoerd. Maar de nieuwe vrouwelijke leden variëren van heel jong, bezig met een studie Klassieke Cultuur tot gepensioneerd, en van professioneel archeoloog tot vrouwen die ‘eindelijk’ eens iets met archeologie willen doen. We hebben leuke en enthousiaste gesprekken gevoerd, en ik kan niet wachten tot we hen, en alle nieuwe mannen evenzeer, eens in het echt kunnen uitnodigen. Want dat gaan we zeker doen als het zover is…een speciale avond om kennis te maken.

Met een onwillige voet ben ik een maand aan huis gekluisterd geweest. Ik wilde eigenlijk schrijven over wat ik die tijd heb uitgevoerd, maar ja, als je dan weer mag lopen is die maand gauw vergeten en wil je eruit. Ter opvrolijking van mijn thuisblijven had ik het boek Mudlarking gekocht, geschreven door Lara Maiklem. Mudlarking betekent zoiets als rivierstrandjutten. En dat is wat Lara doet. Ik volg haar al een tijdje op Twitter en dat is de moeite waard. En zo ook haar boek. Lara mudlarkt langs de Thames. Omdat de Thames een getijderivier is, komt bij eb een deel van de bedding vrij te liggen en is het strandjutten daar, mede door de vele vondsten, een gewilde bezigheid. Mudlarking is niets nieuws: in de 18e en 19e eeuw werd er – met name door kinderen en bejaarden uit de allerarmste lagen van de bevolking – al gezocht naar (bij de overslag overboord gevallen) steenkool, hout, etenswaren en alles wat maar geld opbracht. Bijna alle transport ging via de Thames, dus er viel en valt heel wat te halen. Daar moet je overigens tegenwoordig wel een vergunning voor hebben. In het boek zakken we met Lara letterlijk de Thames af, het staat vol feitelijke info, afgewisseld met mooie anecdotes. Zoals het feit dat sommige mudlarkvondsten in de 19e eeuw zo gewild werden, dat de mudlarkers ze zelf gingen namaken. Daar ontstonden hele huisindustrieën omheen. En tegenwoordig zijn de nagemaakte vondsten weer gewilder en kostbaarder dan de originelen. Enfin, een aanrader, dat boek!

Maar goed, je snapt het al, toen wilde ik natuurlijk ook mudlarken. Ik zou de Maas weleens onveilig maken. Geen laag water natuurlijk, deze tijd van het jaar, maar dromen kan altijd. Aan de overkant van de Maas (in mijn geval is dat bij Gennep de brug over) kun je wat makkelijker bij de rivier komen, dus ik besloot de oversteek te wagen. Langs het Veerhuis van Oeffelt – waar de Coffee To Go zorgt voor ongemakkelijk rondhangende wandelaars en fietsers, die stuk voor stuk uitstralen dat een stoel niet veel meer besmettingsgevaar zou opleveren – rijd ik langs de Maas naar het Noorden. Al snel wordt de rust die ik zocht verstoord door machines. Wat is hier loos? Ik zet de auto in het stof en loop verder. Er wordt gegraven! Nou ga je als vrouw alleen – sorry, Anneke – niet zo snel zo’n terrein op om eens te vragen wat ze aan het doen zijn. Dus ik maak een omtrekkende beweging. Ik loop eerst eens langs de oever van de Maas. Niks te mudlarken natuurlijk. Na een tijdje kom ik bij een zandweg. Hierachter blijkt een ander terrein te liggen. Beschermde natuur. Water en vogels. Precies tegenover het Genneper Huis, waarvoor op een hoogst onduidelijke plaquette aandacht wordt gevraagd. Wat wel duidelijk wordt is dat hier eerder al veel grond afgegraven is: bomen staan op een soort eilandjes, daartussen grote stukken waar water staat. De vogels – en de vogelaars – voelen zich hier thuis.

Ik begin te vermoeden dat het gedeelte dat nu afgegraven wordt eenzelfde stuk ‘natuur’ zal opleveren. Langs de zandweg liggen wat bergen aarde, het ziet eruit alsof hier de toplaag naar toe is geschoven. Uit zo’n berg steekt een randje. Toch even kijken, natuurlijk. Goh, ik ken die randjes. Het lijkt wel Genneps. Witte ongeglazuurde engobe over roodbakkend aardewerk. Niet zo gek natuurlijk, Gennep is aan de overkant. Ik kijk verder. Een stukje flessenglas, een scherf Westerwald, een steel van een drinkglas. Een stukje sgraffito aardewerk. Ik vraag me af of hier ooit stadsafval is gedumpt? Intussen speur ik natuurlijk verder. Een flinter transferprint. Veel aardewerk met loodglazuur, een pijpensteel. Wow, ben ik opeens aan het mudlarken op het droge. Helemaal zen ga ik op in het peuteren in de bergen aarde.

Eenmaal thuis duik ik meteen het web op. Waarom wordt hier gegraven? Het blijkt te gaan om kleiwinning tot op 1.80 meter, waarbij de ontgronding moet leiden tot een natuurgebied, De Meerkampen. Een deel van de ontgronding is archeologisch begeleid, omdat men een aantal zaken wil vaststellen: Is hier nog iets terug te vinden van de belegering van het Genneper Huis in de Tachtigjarige oorlog? Zijn er resten te vinden van een 18e eeuwse herberg die hier gestaan moet hebben? En zijn er mogelijk archeologische niveaus op grotere diepte, die hier bedreigd zouden worden?

Ik zoem meteen in op het woord herberg. Op de kaartjes (zie het rapport) ontdek ik dat die precies moet zijn geweest waar ik heb gelopen. Het rapport zegt hierover: “Deze herberg staat wel op de kaart uit 1731 afgebeeld, maar is op de kadasterkaart uit 1832 niet meer aanwezig. De aanwezigheid van het bouwpuin zal het gevolg zijn van het slopen van deze herberg, waarover verder geen informatie beschikbaar is. De vondsten kunnen aan de bewoning gelieerd worden. De afvalkuilen zullen na sloop zijn aangelegd, waarbij mogelijk het resterende sloopafval verspreid is geraakt. Het is niet bekend wanneer dit heeft plaatsgevonden, maar het moet voor 1832 geweest zijn. Van de herberg zelf zijn geen concrete sporen of uitbraaksleuven aangetroffen. Vermoedelijk heeft deze meer in de richting van de Maas gelegen.”

Hendrik Sorgh, rokende en drinkende boeren in een herberg (17e eeuw).

Geen stadsafval dus, maar een herberg aan de Maas. Aanwezig in 1731, maar afgebroken voor 1832, dat is aardig in overeenstemming met de vondsten uit de bergen aarde die ik heb gedaan. Weer wat wijzer geworden. En onbewust heb ik een hele herberg bij elkaar gesprokkeld: bouwmateriaal, kookgerei, borden en schotels, flessen en glazen, pijpen, kannen en kommen, en zelfs wat beenderresten. Hineininterpretieren? Wellicht! Maar het mooiste? Een heerlijke ochtend, helemaal zen, in de meest coronaproof herberg van Nederland.

 

 

Identiteit

In de afgelopen week hebben we als leden van de AWN via onze onvolprezen secretaris Leo ten Hag een uitnodiging gekregen voor het bijwonen van de digitale ledenvergadering. Een van de onderwerpen op de agenda is een nieuw logo, een nieuwe huisstijl, een nieuwe naam. Als afdelingsbestuur waren we al eerder op de hoogte gebracht van het voornemen tot deze nieuwe stijl. Door de Corona-crisis loopt alles wat langzamer dan normaal, maar nu komt het dus blijkbaar ongewijzigd voor alle leden in stemming.

Afgelopen week kwam het gesprek tijdens ons thuiswerkproject op het logo. Tot mijn verrassing en vreugde kwamen de twee aanwezige leden met exact dezelfde gevoelens en dezelfde opmerkingen over het logo die ikzelf ook heb. Opmerkingen die ik ook al tijdens een vergadering van het afdelingsbestuur had gemaakt over de ontwerpen.

Inmiddels hebben alle leden naast een uitnodiging voor de digitale vergadering ook een stembiljet ontvangen voor het logo, de huisstijl en de nieuwe naam. En daar wil ik toch even je aandacht voor vragen. Uiteraard is het aan iedereen om te vinden van een logo wat hij of zij wil. Maar waar het mij vooral om gaat is dat het ons vertegenwoordigt, en dat wij graag serieus genomen willen worden. En daar zit mijn probleem, en ik wil zo graag dat jullie daar ook over nadenken en op basis daarvan een antwoord geven aan het hoofdbestuur.

Dit is de mail die ik heb gestuurd aan de landelijk secretaris:

Geachte secretaris, landelijk bestuur,
Een goed logo sluit aan bij de identiteit van de organisatie waarvoor het wordt gemaakt. Ik neem aan dat u als bestuur goed heeft nagedacht over wat die identiteit is, wat de kernwaarden zijn, en dat u deze kernwaarden ook heeft gebriefd aan de vormgever. Het is aan de vormgever om deze te vertalen naar beeld. Hoe beter de briefing, hoe meer kans op een goed logo.

Aangezien u niet aangeeft wat de briefing aan de vormgever is geweest, is het moeilijk om te beoordelen in hoeverre hij of zij geslaagd is in de opzet. Wat ik zie, voldoet in mijn ogen niet aan datgene waar de AWN in deze tijd voor staat. Een eigentijdse, inhoudelijk gerichte organisatie voor volwassen jongeren en ouderen, die zich bezighoudt met alle facetten van archeologie: van opgraven tot educatie, van beschrijven tot publieksvoorlichting, van zelfstandig onderzoek tot publicaties.

Bij het ontstaan van de organisatie was wellicht een spade met een aardewerk kruik een relevant beeld. Maar ik geloof toch heus dat we inmiddels een grote stap verder hebben gemaakt. Waarom dan toch kiezen voor dit beeld? In z’n oude vorm gaf het nog een vertederende knipoog naar vroeger, maar dit kleurboekplaatje (een van onze leden omschreef het als iets uit Flipje van de Betuwe) is in mijn ogen noch modern, noch relevant, noch passend bij onze kernwaarden.

Het totaal van beeldmerk, woordbeeld en lettertype van de tekst is weinig samenhangend en op z’n minst druk te noemen. Ook hier mis ik de relevantie bij wie we zijn en waar we voor staan als organisatie. Zo langzamerhand weet eenieder wel wat archeologie is, hebben we daar eigenlijk nog wel een beeldmerk bij nodig? Volstaat een woordbeeld daar niet? In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.

Ook het ontwerp van de folder is druk en schreeuwerig. De in archeologie geïnteresseerde gaat voor inhoud, niet voor een schreeuwerige vorm. Een schijnbaar jongere beeldtaal haalt niet meer jonge mensen binnen. Integendeel: het zal eerder mensen afschrikken die zich afvragen of dit hen wel de inhoud biedt waarnaar men zoekt.

De naamsverandering kan ik begrijpen. Werkgemeenschap is wellicht niet meer van deze tijd en kan verwarrend overkomen. Maar waarom dan niet gekozen voor een naam die dichter bij de afkorting komt:
Archeologie Vereniging Nederland. Dan zijn in ieder geval twee letters van de afkorting AWN snel verklaard. En in essentie is het vergelijkbaar met de door u voorgestelde namen.

Tot zover mijn reactie op uw voorstellen. U ziet dat ik niet praat over mooi of lelijk. Dat is niet relevant. U begrijpt dat ik een en ander te kort vind schieten in kwaliteit en communicatief vermogen voor onze organisatie.
Met vriendelijke groet,

Pauline de Weijer
Actief lid en penningmeester AWN afdeling 16, Nijmegen en omstreken.

Tot zover mijn brief. Beste afdelingsleden, ik hoop dat jullie ook wat aandacht willen geven aan dit onderwerp. Je mag er van vinden wat je wilt, daar gaat het mij niet om. Maar we gaan dit wel voor minstens 10 jaar zien! Dus denk er nog eens over en laat je gedachten aan het hoofdbestuur weten:
secretaris@awn-nederland.nl

Sans contact

Vreemd dat ik nu pas, nu ik een aantal van jullie alweer heb gesproken, jullie ook weer met een blog onder ogen – of beter gezegd onder woorden – durf te komen. Niet dat ik er de afgelopen tijd niet mee bezig ben geweest: blog-intro’s kwamen, maar gingen ook weer. En een vervolg kwam er nooit. Na Leo’s mooie blog van een paar weken geleden begon het toch ook weer te kriebelen. We zullen eens kijken hoever ik kom.

Met het bestuur hebben we, ook in Coronatijd, verschillende keren vergaderd: eenmaal schriftelijk, eenmaal deels thuis, deels via skype en zowaar de laatste keer samen, op afstand. We hebben plannen gemaakt, problemen geprobeerd op te lossen, veel afspraken gemaakt en weer verzet, zalen geprobeerd te huren en weer afgezegd. En net toen we dachten: die ALV gaat er echt komen, incl. schervenavond, kwamen de nieuwe maatregelen. En toen werd het opeens weer lastig. Kortom: weer uitstel. Het is niet anders.

Bijzonder landschap in de brons- en ijzertijd

In augustus konden we in Bergharen aan de slag, onder leiding van Johan van Kampen. Op zoek naar meer inzicht in de inrichting van dit bijzondere landschap in de brons- en ijzertijd. Het leek me een vredig plekje toen en dat was het voor ons, vrijwilligers, ook nu. Ondanks de hitte, het zand en het vroege opstaan. Even weg van het Corona-heden, ieder in ons eigen zanderige bubbeltje.

In ons eigen zanderige bubbeltje

Wat mij natuurlijk bijzonder aansprak was het mooie aardewerk dat we vonden: de decoraties op o.a. het Kalenderberg-aardewerk waren zó de moeite waard. Op de website heeft Aad van alle dagelijkse bijdragen een mooi logboek gemaakt. Door de grote belangstelling kon ieder maar één of twee keer per week meedoen, maar op de site was de voortgang van dag tot dag te volgen.

Voor de woensdagavondgroep in Nijmegen ontstond een probleem, omdat het depot waar onze werkruimte is gesitueerd op last van de gemeente gesloten bleef. Steeds werd de periode verlengd. En was bijeenkomen niet mogelijk. Het zat mij niet lekker. We moeten toch iets kunnen regelen, zei ik tijdens een bestuursvergadering. En zoals dat altijd gaat wanneer je met een idee komt: dan mag je zelf actie ondernemen. Ik wilde met Kees Brok een afspraak maken, maar besloot eerst eens te overleggen met de depotgroep. Ik had gehoord dat zij AWN-materiaal uit het depot thuis (in de tuin, op afstand) aan het uitwerken waren. En ik wilde wel eens weten hoe dat ging. Dat bezoek bleek een gouden zet.

Juist die week had Ben gezien dat in het depot een grote hoeveelheid materiaal uit een kelder werd omgepakt. Materiaal met één vondstnummer dat nog gesplitst moest worden, maar waarvoor geen mankracht was. Ben stelde voor om Kees te vragen of het splitsen door AWN-ers thuis gedaan kon worden. Kees bleek al tijden een oplossing voor het Pierson-project te zoeken, maar door het beleid was dat onmogelijk. Het leek hem realiseerbaar om met dit keldermateriaal thuis aan de slag te gaan, juist omdat het project administratief niet zo ingewikkeld is, en aansluit op onze ervaringen met het materiaal van de Piersonstraat. Zo kwamen alle draadjes bij elkaar: Kees startte met de organisatie aan zijn kant, Ben vervulde een rol als meedenker en intermediair en binnen een week kon ik al beginnen om AWN-ers van de Piersongroep voor dit nieuwe onderzoek te vragen.

Met de ervaring van Bergharen stelde Aad voor om dan meteen een Whatsapp-groep te beginnen, zodat de communicatielijnen in het vervolg wat korter zouden zijn. In no time werd alles opgezet: wie doet er mee, wie wil in de app-groep, wie kan een groepje herbergen thuis en wie zorgt er voor vervoer. Woensdag 23 september hebben we met enkele mensen het eerste materiaal opgehaald en heeft Kees een toelichting gegeven.

Een toelichting van Kees Brok

De toelichting ging als filmpje de Whatsapp-groep in en zo kreeg iedereen de info uit eerste hand. Inmiddels zijn er (naast de depotgroep) vier thuiswerkgroepen en is Thuiswerkproject Waalkade een feit. En zelfs wie niet meedoet kan de voortgang volgen, via de app en spoedig ook via onze website. Zeker nu het depot de komende tijd nog gesloten blijft is dit een mooie manier om in petit comité toch aan de slag te kunnen.

In petit comité aan de slag: thuiswerkgroep Groesbeek

Zo meteen komt de thuiswerkgroep Groesbeek weer bij elkaar. Dus tijd om dit blog naar een einde te brengen. Ik lees nog eens de vorige aanzetten terug, waaronder mijn reactie op het blog van Leo. Leo, wat een mooi blog heb je geschreven over beleving en historische sensatie. Nog niet zo lang geleden hadden we daar in het bestuur flinke discussies over. Harry maakte een opmerking over beleving. Dat we die nodig hadden bij onze jubileumviering en in de tentoonstelling. Jij gaf toen flink repliek. Is beleving niet vorm zonder inhoud? Heeft beleving wel waarde als die niet intrinsiek is? Ik dacht, en denk, dat beleving wel degelijk kan samengaan met inhoud. En dat beleving bij mensen die niet vanzelfsprekend met een bepaald gedachtengoed in aanraking komen een brug kan slaan naar kennisverdieping. Jij bent de natuurlijke romanticus die door objecten of teksten uit het verleden intrinsiek geraakt wordt. Bij andere mensen moet je die emotie misschien een handje helpen om ze toch deelgenoot te kunnen maken van een waardevol verhaal. Wellicht dat je blog me juist door de herkenning zo aansprak. Ik hoef maar een scherf te zien en kan me verbeelden hoe iemand daar met veel zorg en aandacht een decoratie in aanbracht. En dan weer net anders dan de buurvrouw. Zoals alle verschillende decoraties op het Kalenderberg-aardewerk in Bergharen. Iedere scherf een plaatje.

Iedere scherf een plaatje Kalenderberg-aardewerk in Bergharen

Dat het verleden mensen aanspreekt en emoties oproept bleek ook daar. De twee publieksmiddagen hadden over belangstelling zeker niet te klagen.

In juni was ik een poosje in Frankrijk. Toen al schreef ik de kopregel die nu boven dit blog staat. Net als hier werd daar contactloos betalen gepromoot. Maar in een land waar het uitschrijven van een cheque recent nog de norm was gaat dat niet helemaal vlekkeloos. Zo wilde ik bij de Emmaus kringloopwinkel een bordje betalen. Er zit daar altijd een mevrouw achter de kassa die geen t-shirt met BLM nodig heeft om uit te stralen dat Black Lives Matter. Sans contact? vroeg ze, toen ik mijn pasje pakte. Toen ik ja knikte gebaarde ze me dat ik het aan mocht reiken, waarop zij het tegen het apparaat hield. Gedwee volgde ik haar aanwijzing maar op. Geen discussie mogelijk, voelde ik. Zoveel maakte het niet uit: alle handen werden bij aankomst rijkelijk besproeid met desinfectie, gebrouwen uit gedoneerde restjes sterke drank, zo leek het. Thuis rook ik nog alsof ik een roes had uitgeslapen op de grond van het plaatselijke Café des Arts.

Ik heb de kopregel van dat oude blog laten staan, ik vond het wel mooi: sans contact maar toch niet helemaal contactloos. Laten we elkaar op de hoogte houden via de thuisgroepen, de site, Facebook en Whatsapp.
Gegroet en blijf gezond!

De Waal

Vorige week informeerde Aad voorzichtig of er weer eens een blogje in zat. Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik de afgelopen weken best druk ben geweest. Zelfs met de AWN. Niet met vergaderingen en werkavonden weliswaar, maar wel met overleg. Er was geen Afdelingsledenvergadering, maar de jaarrekening moest wel opgemaakt, en kloppen! Dan was er het Jaarverslag: Leo had alle geweldige bijdragen van onze leden geredigeerd, gerangschikt en aangeleverd. Ik had het weer uitgeleverd aan de Grafische afdeling van het ROC… en toen gingen de scholen dicht. Met enig kunst- en vliegwerk is het verslag dan toch tot stand gekomen. Lang leve onze digitale wereld: online overleg, online proeven, online correcties, online adressenbestand, online enveloppen bestellen, en zelfs de postzegels komen uit de postnl-webshop. Uiteraard ging het daarna niet meer ‘vanzelf’ en was het nog een dagje vouwen, insteken en plakken, maar aan de tuintafel in de zon kan je dan niet van afzien spreken. Om vier uur lag alles in de brievenbus. Dit is de situatie om kwart voor vier 😉

Om vier uur lag alles in de brievenbus
Maar dat ik nog geen blog schreef komt ook door andere zaken. Ik doe heel andere dingen dan normaal. Herken je dat? Vooral dingen waar je nooit aan toe kwam. Die meer tijd kosten dan even een half uurtje tussendoor. Of waar je meer tijd voor uittrekt. Ik heb mijn emailleeroven uit de schuur gehaald – na 29 jaar! Daarna een week aan het zoeken geweest naar de andere spullen die erbij horen. Alles gevonden op het meest essentiële onderdeel na, het poeder,  waarvan ik wist dat het er moest zijn. Gelukkig werden die week onze zonnepanelen aangelegd en moest de meterkast uitgeruimd. Op de bodem achteraan vond ik op de meest onwaarschijnlijke plek mijn emailleerpoeder. Het emailleren met zo’n oventje kost trouwens een belachelijke hoeveelheid stroom. In al die jaren dat ik er vroeger mee gewerkt heb, heb ik daar nooit een moment bij stilgestaan en toen ik nog thuis woonde heb ik mijn zuinige ouders er ook nooit over gehoord. Raar toch, hoe je perceptie van dingen verandert. Ik voelde – zoals dat tegenwoordig heet – emailleerschaamte. Maar ook daar bieden de zonnepanelen opeens uitkomst: met het weer van de afgelopen tijd is het opeens toch weer duurzaam – gelukkig!

Ik merk dat ik me graag laat afleiden door “guilty pleasures”. Heb jij dat ook? Ik ben gek op cijfers en heb zo ongeveer iedere corona-statistiek bekeken die er te zien valt. Kansloze pogingen om de fenomenen van een ongrijpbare wereld toch in een vakje te stoppen. Iedere woensdagochtend hang ik aan de lippen van Jaap als hij weer spreekt over clusters en waarschijnlijkheid en andere statistische gegevens die dan allemaal weer met elkaar gematcht worden. 

guilty pleasures..

Ook kijk ik heel guilty naar iets heel anders, ik vind het net opgraven in het klein: Dr. Pimple Popper. Een dermatologe die onder plaatselijke verdoving bulten opensnijdt om te zien wat zich daaronder bevindt: een cyste of een lipoom of nog iets anders – je weet het niet van te voren – en die ze vervolgens opgraaft. Alsof je in de Bemmelse klei voorzichtig een Romeins bekertje blootlegt. Je weet niet wat er gaat komen maar de verwachtingen zijn  hoog gespannen ;-).

Maar nu even serieus. We hebben als afdeling een ‘alleen lezen’-abonnement op het Deventer Systeem aangeschaft. Een van ons kan nu inloggen op dit systeem en zo zijn we niet meer afhankelijk van de goede wil van anderen. Zeker op de woensdagavonden zal dit een mooie aanvulling zijn op de papieren informatie die we hebben – en helemaal up-to-date. En dankzij de al eerder genoemde zonnepanelen – waar je een gratis tablet bij kreeg – kunnen we nu wellicht ook ter plekke bij de werktafels de digitale info bij de hand hebben. We gaan het uitproberen – zodra het kan.

Tot het zover is wil ik jullie nog een boek aanraden. Of misschien beter gezegd: een schrijver. Op de woensdagavonden gaat er heel wat keramiek door onze handen. En soms gaat het erover: is het nu porselein of aardewerk? En wat is het verschil…en hoe komen we er eigenlijk aan, aan dat porselein.  Voor een werkgroep die zich tot nu toe vooral met een veel verder verleden heeft beziggehouden, is een Romeinse scherf meer vertrouwd dan het porselein uit de Piersonstraat. Wie heeft het uitgevonden? En waarom is het eigenlijk uitgevonden? En waar?
Wil je het weten? Dan kan ik je het boek ‘De Witte Weg’ aanraden. Geschreven door een beroemde Engelse keramist. Hij maakt installaties met porseleinen objecten, heeft werk in onder ander het Victoria en Albert Museum in Londen, en ook een ‘way with words’. Het is een van mijn lievelingsschrijvers en in dit boek beschrijft hij zijn zoektocht naar de geschiedenis van het porselein. Zijn naam heb ik niet voor niets boven dit blog gezet. In de hoop dat je hem niet zou vergeten. Een man met een Nederlandse grootvader en met een Nederlandse naam: Edmund de Waal. Lees hem! En tot we elkaar weer zien: hou je taai!

Edmund de Waal

P.S. ‘The hare with amber eyes’, een van zijn andere boeken, een zoektocht naar zijn familiegeschiedenis, kan ik je ook aanbevelen.

-+=
Google Translate
Top