De pot op!

Twee maanden het nieuwe jaar in en mijn goede voornemens laten hun rafelrand zien. Ja, ik was het van plan. Nee, ik heb goede excuses. Ja, ik zou toch minstens een blog per maand gaan schrijven. Ook als er andere zaken gedaan moeten worden. Vaak heb ik uit mijn volle hoofd al een paar ‘beginnen’ geperst, maar die leiden dan niet tot een compleet verhaal. Zoals dit begin, dat ik in januari in een mail aan mezelf schreef toen mijn laptop kapot was en ik een Apple zonder Word had geleend:

‘Ze hebben ook een grotere!….’, zegt de mevrouw achter me in de rij bij de kringloopwinkel indringend, terwijl ze op mijn mandje wijst. Met moeite kom ik boven uit mijn gedachten en kijk in het mandje. Een grotere bloempot? Een groter schilderij? Een groter tijdschrift? Een grotere lap stof? Ik heb geen idee wat ze bedoelt. Tegen de tijd dat ik een antwoord heb samengeraapt is ze alweer druk met de aankopen van iemand anders. Gelukkig. Thuisgekomen krijg ik een app van Aad. ‘Als je nu geen stof hebt voor een nieuwe blog…’. Ik heb geen idee wat hij bedoelt. Dus ik app maar terug: ‘Ik neem aan dat je niet ‘The Voice’ bedoelt, maar onze laatste opgraving?’ Waarop ik het cryptische antwoord krijg: ‘Je weet het vast wel te combineren’.

Kijk dat bedoel ik. Een leuk begin…maar een maand later hebben we heel ander nieuws dan de pornografische huisvlijt (ik citeer Jort Kelder) van BN-ers.

Toch nog maar even terug naar die opgraving. Heerlijk was het dat we na zo’n lange tijd weer konden graven. In mijn vorige blog ben ik er al even over begonnen. En kon ik niet laten om alvast de mooiste vondst uit het grafveld te laten zien. Wat een schat. We zijn met negen leden vertegenwoordigd, bij toerbeurt, dus steeds als je komt is het even heroriënteren. Inmiddels is het grafveld dichtgegooid en zijn we een aantal putten opgeschoven. Er worden sporen gevonden van vier huizen (greppels en paalgaten) en een aantal afval/beerkuilen en waterputten. Alle tekenen duiden op een inheemse (Bataafse) nederzetting. De waterputten gaan behoorlijk diep en er worden door de vrijwilligers heel wat kuubs grond verzet. In de gemeenschappelijke app worden de foto’s gedeeld, want er wordt door verschillende mensen op opeenvolgende dagen aan gewerkt.

Een van de profielen. Klik aan voor groot.

 
Uit het laatste waterput-profiel worden DNA-monsters genomen. De monsterjager verschijnt hiervoor geheel in een witte overal om de monsters niet te besmetten. Pepijn (de opgravingsleider) vertelt dat de resultaten van DNA-analyse er al na enkele weken kunnen zijn. Dat proces wordt geheel geautomatiseerd uitgevoerd. Met de computer worden alle gevonden DNA-profielen opgesteld (dit kunnen miljoenen profielen zijn), de dubbelen worden uitgefilterd en zo ontstaat er een min of meer handzame lijst met alle gevonden stoffen. En dit dan weer apart voor elk segment van het profiel. Het kan om DNA gaan van niet-humane bronnen zoals stuifmeel van planten, bacteriën en chemische elementen, DNA van dieren, en ook menselijk DNA kan gevonden worden, zelfs al via huidschilfers. Misschien een idee voor een lezing, bedenk ik opeens: iemand die dit eens helder aan ons uitlegt, liefst met wat sappige voorbeelden natuurlijk.

Op mijn laatste dag in het veld komen we bij een meer recent gebeuren. Ook dit lijkt een waterput of wellicht een reservoir. Hij heeft mogelijk gehoord bij de huizen die hier tot in de jaren ’70 hebben gestaan. Op de kaart van 1832 kan ik geen bebouwing vinden. Later hoor ik dat de huizen van later datum zijn. Mark en ik krijgen de opdracht om eerst de buitenkant van de put vrij te maken om vast te leggen en vervolgens een coupe te maken. De put is gemetseld met halve stenen en een kalkachtige specie. Met een moker slaan we de helft weg. Eerst denken we nog een deksel ontdekt te hebben, maar gaande het leegmaken komen we recent materiaal tegen. Plastic, lege broodzakjes, een glazen zoutvaatje. Toch wel een tegenvaller. Maar als we iets doen doen we het goed: de put wordt keurig schoon opgeleverd.

Intussen moet ik even naar de DIXI. Graafjas omhoog, fleece omhoog, broek naar beneden, thermohemd omhoog, thermobroek naar beneden, hemd omhoog, onderbroek omlaag. Het valt niet mee in zo’n kleine ruimte. Ali B. zou er nog een hele klus aan gehad hebben… als ik niet minstens vier keer te oud was geweest. Terwijl ik alles weer op de plaats wurm denk ik aan de vrouwen die ooit in deze kleine inheemse nederzetting gewoond hebben. Ongetwijfeld waarschuwden de moeders toen ook al hun dochters: ‘Kijk uit voor de Romeinen, en die soldaten zijn niet te vertrouwen. Niet in je eentje naar Noviomagus lopen, en denk erom: beslist niet naar de canabae!’ 

Deze week wordt de opgraving vervolgd. Er moet eerst wat asfalt gestript worden, dus benieuwd wat we daaronder gaan vinden. Nu de meeste Coronamaatregelen tot het verleden behoren, volgen de afdelingsactiviteiten elkaar in hoog tempo op. Vorig jaar werd bijna ieder plan door de werkelijkheid in de kiem gesmoord, dus nu proberen we het ijzer te smeden voordat het uit onze handen gerukt wordt. Vergaderen, netwerken, teksten redigeren, lezing, avond voor nieuwe leden, jaarrekening, jaarverslag, ledenvergadering plannen, het houdt niet op. Wat wel ophield is het thuiswerken: we hebben de meeste kratten ingepakt zodat we op het depot verder kunnen. Een beetje onwennig was het nog wel, afgelopen week. Het depot gaat verbouwen dus we zitten verspreid door de ruimte en we moeten onszelf weer even op onze plaats schurken.

Omdat ik het roodbakkend aardewerk met witte slib en veelkleurige decoratie en sgrafito aan het plakken ben, uit de beerput aan de Waalkade – het materiaal dat ik steeds ‘Genneps’ noem – leek het me een goed idee om in Gennep weer eens bij Museum Het Petershuis te gaan kijken. Als je er nog nooit bent geweest: het is leuk en klein en een omweg waard. Nu ben ik een keramiek-freak dus naast het historisch aardewerk heb ik genoten van het moderne keramiek dat er verzameld is, grotendeels gemaakt door keramisten die jaarlijks de Keramisto bezoeken, een grote pottenbakkersmarkt te Milsbeek. Maar er is ook een historische tijdlijn van vondsten uit het gebied, en vooral is er het ‘Genneps’ aardewerk, dat ik eigenlijk ‘Rijnlands’ zou moeten noemen.

Nu zijn er in Gennep ooit (in 1988) de restanten van een 18e eeuwse pottenbakkerij gevonden, dus het aardewerk dat daar vandaan komt is ‘echt’ Genneps, zo was mijn redenatie. Ik ken de publicatie van Alexandra Mars hierover, die weliswaar uitgebreid is, maar zonder veel kleurenafbeeldingen. Mijn visueel ingestelde hoofd vraagt om meer beeld. Staande bij de vitrines realiseer ik me al snel dat ik voor wat er te zien is die conclusie niet kan trekken. Wat er staat wordt getypeerd als Rijnlands en niet als ‘gevonden in Gennep’ of ‘Genneps’. Een paar voorbeelden:

Op de bovenste etage vind ik een kleine bibliotheek. Daar valt mijn oog toevallig op een boekje over een Potthaus in Kervenheim, net achter Weeze, waarvan de restanten en het productieafval in 1980 zijn gevonden en gedocumenteerd. Terug thuis vind ik er meer over, onder andere op deze website van de Historische Verein für Geldern und Umgegend en op deze website over Nederrijns aardewerk. Hoe herkenbaar! Wat ze daar vonden kwam rechtstreeks uit de productie: stapels van vaak dezelfde borden, zodat ze onmiskenbaar ‘Kervenheims’ zijn. Vaak met een vogeldecoratie en een datering.

Overduidelijk behoort het allemaal tot de Rijnlandse traditie: als men om welke reden dan ook van vestigingsplaats wijzigde namen pottenbakkers de recepten, hun ervaring en ontwerpen mee naar een nieuwe plek. Vergelijk wat je ziet in Gennep met de vondsten uit Kervenheim: dit is echt ‘zoek de tien verschillen’. Zelfs de witte slibrand die mij als kenmerkend Genneps werd voorgehouden vind ik hier terug. Conclusie: als ik wil constateren of iets echt uit Gennep komt is moet ik dieper in de materie, als het al haalbaar is. Wordt vervolgd.

Tenslotte nog een aardigheidje. Gevonden in de stort bij de opgraving van het Romeinse grafveld. Wit en glimmend stak dit boven de zwarte aarde uit. En ik wist meteen wat het was. Zo’n ding had je vroeger vaak in handen. Maar nog leuker werd het toen ik het zwarte stof afwreef en er tekst tevoorschijn kwam: A. Trautig Installateur Tooropstraat 76 Nijmegen. Zo maakte een installatiebedrijf in het begin van de 20e eeuw reclame op de wc-trekker. Over de betreffende naam kan ik online terugvinden dat dit wellicht Arie Trautig betreft, die in 1950 in Nijmegen gestorven is. Over de familie Trautig staat ook nog een mooi stukje op Noviomagus.nl: lees het hier!

Foto van Noviomagus.nl

 Zie je nu wat ik aan het begin bedoelde? In het totaal van deze blog? In mijn hoofd is het zo druk als in een ongeleegde beerput. Er komt van alles bovendrijven en het gaat alle kanten op. Of is er method to my madness? Opeens zie ik een doorlopende lijn: van de Romeinen, via de Waalkade, de DIXI en installateur Trautig naar de man die onze actualiteit beheerst. Dan ligt een kopregel opeens zomaar voor de hand.

Keulse kloot

Twee keer. Zegge en schrijve twee keer konden we in het najaar op de traditionele woensdagavond terecht in onze werkruimte in het depot. Net voldoende om de laatste sorteeracties uit te voeren van ons thuiswerkproject ‘Waalkade’. Al het archeologisch interessante materiaal is nu gescheiden van het afval (grind en gruis). Met ingang van de een-na-laatste coronamaatregelen kon iedere groep thuis aan de slag met een specifieke materiaalsoort. Witbakkend, roodbakkend, industrieel wit, fayence, transferware: we zijn op het juiste punt beland om de volgende stap te zetten: puzzelen en plakken. In het depot staat een Waalkade Wisseltafel, zodat we foutief gesorteerde items kunnen afgeven voor andere groepen. Via de app houden we elkaar op de hoogte. Met ingang van de allerlaatste coronamaatregelen zijn uiteraard ook de groepen weer teruggebracht en blijven er bijna alleen individuele en duo-acties over. Toch blijft er voortgang. Op onze website is er meer over dit project terug te zien! 

In Groesbeek zijn we bezig met roodbakkend aardewerk. Een grote materiaalgroep. Zelf heb ik gekozen voor roodbakkend aardewerk met slibdecoratie, waarvan het merendeel waarschijnlijk afkomstig is uit Gennep. De naïeve decoraties spreken me aan, en lijken met veel liefde en vaardigheid te zijn gemaakt. Een paar voorbeelden laat ik jullie graag zien. Het afgelopen jaar is dit materiaal ook afgebeeld op het omslag van ons jaarverslag. Inmiddels is er van de betreffende schaal al wat meer dan alleen de toenmalige scherven!

 

Onlangs werd ik door een vriend uitgenodigd om een workshop decoreren te volgen bij Cor Unum, een bekende keramiekwerkplaats in Den Bosch. Een prachtige gelegenheid om eens te kijken of ik zo’n Genneps decor zou kunnen nabootsen. Weliswaar niet met slib, maar dan toch in ieder geval met glazuren. Het blijkt al een hele toer om – met behulp van een klein draaiplateau – een lijn langs de buitenrand van het bord te trekken. Verder probeer ik een spiraal, zoals je vaak ook bij slibdecors ziet, ik probeer te krassen om het sgrafito te oefenen. En als laatste probeer ik het spettereffekt na te bootsen. Naïef als de Gennepse decoraties mogen zijn: er is heel wat kunde en ervaring nodig om het goed aan te brengen. Ik had jullie graag het eindresultaat van mijn poging willen laten zien, maar het baksel moet nog opgehaald worden…je houdt het tegoed.

Een van onze nieuwe leden, Jon, die net als ik graag mudlarkt (rivierstrandjut), bracht zijn vondsten mee naar een thuiswerkmiddag. Gezamenlijk hebben we ze bekeken. Een overzicht en de aardigste vondsten, twee randen van Romeinse kruiken en een stukje van een geverfde waar drinkbekertje, – gewoon van het Waalstrand – wil ik jullie niet onthouden. 

Waar we niet uitkwamen is deze grijsbakkende scherf, zeer grof gemagerd, met een decoratieve band. Suggesties zijn welkom!

Een goed moment om de belofte aan een ander nieuw lid in te lossen. Op de schervenavond – ja, de echte – bracht zij een tas vol scherven mee die ze naar aanleiding van een van mijn blogs had gevonden in Oeffelt. Ik was verrast toen ik ze zag, ze leken in niets op de scherven die ik zelf had gevonden. Ook de vele omstanders hadden geen idee waar we naar keken. Enorme scherven, zwaar, grof, maar waarvan? Een grote pot, daar waren we het over eens, maar verder kwamen we eigenlijk niet. Harry van Enckevort leek uitkomst te bieden. Het zou mogelijk een 18e eeuwse of 19e eeuwse tuinvaas kunnen zijn. Dat leek niet zo’n gekke gedachte als je weet dat er ooit een drukbezochte herberg bij de vindplaats heeft gestaan.

Op verzoek van ons nieuwe lid had ik de scherven mee naar huis genomen om te zien of ik er iets van kon maken. Op de valreep van het jaar ga ik ze eerst maar eens wassen. Wat een grote klompen aardewerk! Sommige stukken lijken secundair verbrand te zijn. Terwijl de scherven drogen kan ik het niet laten alvast wat te puzzelen. Een paar bodemstukken bieden zich aan. Vreemd, een van de andere stukken past aan de bodem maar heeft ook een rand. Met een ronding naar boven.

Even denk ik aan een organisch gevormde bovenrand, maar opeens begint het te dagen. Helaas…niks Romeins, niks ouds, niks inheems. Google brengt uitkomst. We hebben te maken met een terracotta terrashaard van Zuid-Amerikaanse oorsprong. Ik vind exact dezelfde: voor 129,95 heeft de eigenaar die het afval dumpte een nieuwe!

Gelukkig hebben we de afgelopen maand weer mogen genieten van het echte werk. Opnieuw kwamen we in een extreme weerssituatie terecht: was het bij onze laatste opgraving soms boven de 40 graden, nu hadden we te maken met vorst. Gelukkig wist Joep ‘Icepick’ Hendriks de bovenlaag voor ons te prepareren.

De mooiste vondst wil ik jullie niet onthouden (ik deel het bericht dat de wethouder openbaar heeft gemaakt) een fantastische, puntgave, Romeinse ribkom. En er is meer graafwerk in het verschiet, een goed vooruitzicht!

 

Toen ik gister wat liep te schuimen op een veldje achter ons huis vond ik onderstaande grote jongen. De twee kleintjes – terracotta en glas – vond ik al eerder in dit veld, voor de verhouding heb ik ze toegevoegd. De blauwe leek me steengoed, met een kobalt glazuur, flink gebruikt, gesleten en met butsen. Mijn eerste gedachte: een knikker, maat stuiter of bonker: 33 mm.

Dat leverde een leuke online zoektocht op. Ja, er werden steengoed knikkers gemaakt. Soms gingen ze als vracht vanuit Duitsland mee op schepen, onder andere naar de VS, waar ze nu nog verzameld worden. Ik vind ze alleen met zoutglazuur, ik zie geen kobalt varianten. Dan kom ik een naam tegen:  mogelijk is dit een Keulse kloot. Dat is een bal voor kolfen of klootschieten. Er staat geen maat bij, dus lastig beoordelen. En wellicht onwaarschijnlijk dat het kolfspel hier in het achterste achterland werd gespeeld. Toch meer iets voor de notabelen? Ook het RCE deelt een foto van een ‘kleine gebakken Keulse kloot’. Weer geen maataanduiding. Ik kom een theorie tegen dat ze als kogel werden gebruikt. Omkleed met lood. Of als stop op Keulse kruiken. Onhandig lijkt me, maar wie zal het zeggen. In het Deventer systeem kan ik ze niet vinden, hoewel er exemplaren in Deventer gevonden zijn. Ik hoop op betere tijden, als we er weer samen over kunnen praten en we niet van het wereldwijde web afhankelijk zijn voor determinatie. 

In ieder geval weer iets geleerd. Ik had nog nooit van een Keulse kloot gehoord. Ik kende ooit wel een Tielse kloot. Ik moest er meteen aan denken toen ik die naam las. Mijn vader had een ver familielid die Jan Kloot heette. Toen zijn vrouw – in de vijftiger jaren – zwanger bleek van een drieling besloot hij zijn naam te veranderen – ik zal die om privacyredenen niet vermelden. Hij wilde zijn kinderen de naam Kloot niet aandoen. Voor zijn kinderen heeft het vast goed uitgepakt. Maar voor hemzelf veranderde er niets. Zelfs ik weet 70 jaar later zijn bijnaam nog: ‘Jan met de drie kloten’. Wat een tijdsbeeld.

Na al mijn terugblikken is het goed om ook wat krenten uit de pap van de toekomst te vissen: er is nog een opgraving in het verschiet, we kunnen nog vooruit met ons Waalkadeproject en hopelijk kunnen we spoedig weer met zijn allen bij elkaar komen, geboosterd en wel. Tot die tijd is er online van alles te zien en lezen: op onze Facebookpagina plaatsen Aad en anderen bijna dagelijks kijk- of leestips!

Ik wens jullie een goed nieuwjaar. Laten we hopen dat we snel van 3G naar 3O komen: ontmoeting, ontdekking, ontwikkeling. Tot dan!

 

Tweeling

Alweer het laatste blog van dit jaar. Een jaar dat voor onze werkgroep niet bol stond van archeologisch opgravingswerk. Slechts twee keer heb ik dit jaar in het veld gestaan. Bij Park Lingezegen hebben we een oude put leeg geschept: een put die eerder 19e eeuws dan 17e eeuws bleek. In Grave hebben we op uitnodiging van Jan Kusters een prachtige dag doorgebracht op het ‘geheime veld’. De avond ervoor stonden er nog aardappels, de dag erna zou er gras gezaaid worden. Generaal Jan stuurde alle troepen het veld in om zoveel mogelijk materiaal zeker te stellen. Want de komende jaren valt daar natuurlijk weinig te zoeken.

Landesaufnahme Velp bij Grave

 

 

 

 

 

Foto Ton van der Zanden. 
Vlnr Marijke, Aad, Pauline en Frans in Grave

Verder stond dit jaar voor mij vooral in het teken van het boek “Groesbeek Heights” dat we hebben vormgegeven op basis van teksten van Leo ten Hag en Willem Kuppens met uitbundig beeldmateriaal verzameld door Paul Klinkenberg. Een veelomvattend verslag van heel veel veldwerk: toen en nu! Van de oorlog in de praktijk. Een aanvulling ook op de verhalen van onze oudere buren en buurtbewoners. En als je zoals ik precies op de grens woont, dan hoor je van beide zijden wat de oorlog ‘onder de streep’ voor de gewone mens tot  gevolg heeft gehad.

Een heel andere kant krijg je te zien als je de tentoonstelling ‘Design van het Derde Rijk’ bezoekt in Den Bosch. Om te beginnen: een aanrader! Ik was er afgelopen dinsdag. Absoluut met heel veel respect en duiding gemaakt. En met heel veel voorzorgen om misbruik van het materiaal te voorkomen: je mag niet fotograferen en er is geen folder of boekje met uitleg. De film vooraf – die erg snel gaat, maar waarvan je de meeste onderdelen later nog terug ziet – en de gratis audifoon bieden in woord en geluid geweldige informatie.

Maar zoals ik zei: het is de andere kant van het verhaal. De opzet, de theorie, het concept, zoals dat van bovenaf is uitgedacht. De opzet van de tentoonstelling is veel ruimer dan je wellicht zou verwachten van het woord Design. In beeld en geluid maakt de expositie duidelijk hoe Hitler van het begin af bezig is geweest om op een zo simpel en eenduidig mogelijke manier zijn ideeën vorm te geven en te communiceren. Hoe hij in de vruchtbare bodem van het Duitsland na de Eerste Wereldoorlog voet aan de grond kreeg en dat in relatief korte tijd. Je ziet hoe over alles werd nagedacht, alles werd doordacht, werd ingedeeld, ingericht, overwogen en gepland binnen een groot concept. En ook hoe dit alles moest overkomen op het werkloze en arme volk dat de Eerste Wereldoorlog had verloren en weer trots moest worden op het eigen land en vertrouwen krijgen in hun leider.

In 2017 heb ik meegewerkt aan de vertaling (van Duits naar Engels) van de autobiografie van Heinz Siery, een keramisch ontwerper uit Baumbach. Door zijn woorden kon ik me al een voorstelling maken van wat de komst van het nationaalsocialisme voor gewone mensen betekende en hoe het zich in het dagelijkse leven binnen wurmde. In de expositie werd die voorstelling als het ware werkelijkheid.

Siery: “Meine Schulzeit begann 1933 pünktlich mit Adolf Hitler, der uns, wie weiland der liebe Gott, als ständiger Begleiter völlig vereinnahmte….Für uns Kinder war das eine faszinierende Zeit, denn auf einmal war alles ganz anders, vor allem aber bunter mit den vielen roten Fahnen, einem weißen runden Fleck und einem Kreuz mit Haken darin, die an besonderen Tagen aus dem Fenster gehängt werden mussten und zwar an jedem Haus. Und dann die braun uniformierten Männer, die wir ja vorher nur in den üblichen, für uns ganz normalen blauen Arbeitsanzügen kannten. Aber die Verwunderung wurde noch verstärkt, als einer unsere Lehrer nun auch noch in dieser Uniform zum Unterricht erschien und mit “HEIL HITLER“ grüßte statt mit GUTEN MORGEN.

Dat Hitler niet alleen in eigen land, maar ook over de grens zijn ideeën wist te verspreiden weet ik uit eigen familie. Mijn opa van moederskant, die uit Den Haag kwam, was een van een tweeling. Van jongs af aan kregen we mee dat hij ooit een tweelingbroer had gehad, die ‘fout’ was geweest in de oorlog en ergens in Duitse dienst was gesneuveld. Meer wisten we niet. En opa was invalide. Iedere dinsdagmiddag na school paste ik op hem als oma haar vrije middag had. Gelegenheid genoeg dus om iets te vragen, maar praten over vroeger kon hij toen al niet meer.

De tweeling in 1902

 

 

 

 

 

De tweeling in 1902:
Wim en Piet (rechts)

Met de komst van de vele online genealogische bronnen ben ik er achter gekomen dat opa’s tweelingbroer gestorven is op 1 oktober 1944 in Portogruaro in Italië. En onlangs kreeg ik een klein inkijkje in het verleden van de twee broers toen ik bij mijn tante Joop een oud fotoalbum uit Den Haag in handen kreeg. Eerst vond ik een intens romantische foto van de tweeling rond 1902 en daarna foto’s van de broers afzonderlijk. Ik kreeg het boek mee om de foto’s in te scannen, en toen vond ik achterin, samen in een envelop, twee brieven. Een brief van mijn opa Piet vanuit een lager voor Arbeitseinsatz-arbeiders in Eisenach…en een brief van zijn tweelingbroer Wim met de Duitse Feldpost, ergens vanuit Frankrijk. Twee brieven, twee werelden. En beide enveloppen geopend door de censuur.

Een brief van mijn opa PietOpa Piet

Opa, naïef, “malle Pietje” voor intimi, vertelt over zijn lange reis, hoe ze zijn aangekomen in Eisenach, hoeveel mensen uit verschillende landen er zijn: Bulgaren, Serven, Sloaken, Hongaren, Italianen, Polen en Russen. Het is de vooravond van zijn eerste werkdag en hij maakt zich er vooralsnog vooral druk over of hij wel een ‘waschvrouw’ zal kunnen vinden voor zijn goeie goed. Het is duidelijk dat hij geen flauw idee heeft van wat hem te wachten staat.

Een brief van WimWim, gemankeerd kunstschilder

Zijn broer Wim, gemankeerd kunstschilder, getrouwd met de Poolse Charlotte, staat heel anders in het leven. Hij schrijft in oktober 1943: ‘Je moet weten dat ik sedert enige maanden dienst heb genomen bij een marine-wachkommando. Ik voel het als mijn plicht ook mijn steentje bij te dragen om het Bolsjewisme uit Europa en dus ook uit ons land te houden.” En: “Met Februari kom ik met verlof en hoop ik je op te zoeken, tenminste als je die booze broer nog wilt kennen.” Bijzonder om zo lang na dato een glimp van hun verschillende levens te zien. Zeker is dat ze elkaar als gevolg van hun keuzes nooit meer gezien hebben.

Tot zover. Meer graven in mijn familieverleden, realiseer ik me, dan in onze bodem. Laten we hopen dat we volgend jaar weer meer fysiek aan de slag kunnen. Ik wens jullie in ieder geval goede dagen, met wat bezinning en niet al te veel eten, en alvast een Guten Rutsch in het nieuwe jaar.

En vergeet die expositie niet.

Plakdag

Vanaf het moment dat mijn buurman Do met (pre)pensioen ging als fotograaf bij de Gelderlander, begon hij met het tonen en beschrijven van zijn Zwarte gat op Facebook. Meer dan 100 gaten met jagen, museumbezoek en heel veel ‘vorkjes prikken’ verder zie ik zijn beelden en cynisch commentaar nog steeds met plezier. Kort maar krachtig. Leuk!

Dus toen Aad vroeg of ik voor de nieuwe site een blog over de Piersonstraat wilde schrijven, riep ik meteen ja. Mijn Zwarte gat was inmiddels ook begonnen, dus het leek het juiste moment. Maar dankzij alle beloften vooraf is mijn Zwarte gat meer een Zwarte berg geworden. En de voorbereidingen voor het komende AWN-jubileum verdringen op woensdagavond vaak de Pierson-activiteiten. Nu ik na twee maanden eindelijk begin heb ik maar besloten mijn verhaal niet te beperken tot het Piersonproject, hoewel het vast om de hoek zal komen kijken.

Deze week was ik voor het eerst bij het ADC om te helpen met het plakken van de vondsten van de opgravingen in Bemmel afgelopen winter. Meer extreme verschillen in omstandigheden kun je je niet voorstellen. Toen stonden we soms dagenlang in regen en vorst, nu is het warmer en droger dan ooit. Toen was het buffelen: nu staan de dozen al kant en klaar op ons te wachten en kunnen we de omstandigheden voor een groot deel naar onze hand zetten. Jammer dat de scherven niet voorzichtig gewassen zijn maar wel getrommeld lijken. De geverfde waar is langs de randen alle “verf” en definitie kwijt: sommige randen zijn helemaal rond geworden. Zelfs de UHU heeft moeite met de kleine raakvlakken. Toch weten we zeven Romeinse potten en bekers te reconstrueren.

Vrijwillig werken voor het ADC

Dank aan Rianet die dit voor ons heeft geregeld. Het is de reis zeker waard. En waar vind je tegenwoordig nog een goede lunch voor 1,50? Buiten was het tropisch maar met de airco op een laag pitje en de radio het grootste deel van de dag op kloosterstand was het in gezelschap van Frans en Melchior goed toeven in de uitwerkruimte. Of zoals Melchior het treffend samenvatte: beter een plakdag dan een plaknacht…

beter een plakdag dan een plaknacht…

-+=
Google Translate
Top