Sleutel

Vandaag ga ik een laatste keer naar Museum Het Valkhof voor het wegens verbouwing een aantal jaren sluit. M gaat helpen bij het opknappen van een hockeyveld, dus ik sta er alleen voor. Ik heb de tentoonstelling Moving Stories nog steeds niet gezien, dat is het voornaamste doel. Ik heb lang getalmd: in de afgelopen tijd heb ik negatieve verhalen gehoord maar ook positieve recensies gelezen, het kan dus alle kanten op. Ik ga er open in, we zullen zien.

De kassamevrouw wijst me erop dat er bij de tentoonstelling zowel een audiotoer is – voor de eigen telefoon – als een blad met toelichting. Nu weten jullie wel dat ik een druk hoofd heb, en heel eerlijk: het zal aan mij liggen, maar aan het begin van de tentoonstelling krijg ik een beetje een ontheemd gevoel. Of is dat bewust? De wilde typografie (romein en cursief door elkaar) voorkomt dat ik prettig kan lezen (moet dit suggereren dat het lastig lezen is in andermans taal, of wil het ontwerpbureau de aandacht op zichzelf vestigen?), de audiotoer op de telefoon moet ik hardop afspelen (geen oortjes bij me) en gaat dus door de tekst van de presentaties in de tentoonstelling. Het blad is groot en onhandig als het uitgevouwen is. De opzet nog niet helemaal helder. Kortom, even wennen om er een beetje in te komen.

Ik snap het concept, ik begrijp wat men probeert te laten zien. De verhalen van en over migranten zijn best helder. De kunst niet altijd, maar dat hoeft ook niet. De video-installatie over naam en identiteit spreekt me aan. Maar wat voor mij een beetje ontbreekt is de link met de Limes, met het idee van een grens. Was de samenleving in Nijmegen meer multicultureel dan op andere plekken in het Romeinse rijk, juist omdat het vlak achter de grens lag? De suggestie wordt gewekt omdat er expliciet op de Limes wordt gefocust (nu ‘ons’ deel op de werelderfgoedlijst is gekomen) maar dat wordt niet uitgewerkt. We zien materiaal dat hier gevonden is uit andere regio’s en van andere culturen, maar wordt er in Nijmegen wat dat betreft meer gevonden dan elders in het achterland? Of bedoelt men dat het multiculturele opgaat voor het hele Romeinse Rijk? Maar dan heeft het met de Limes als zodanig niets te maken. De raderen draaien.

Uitleggen wat migreren voor mensen betekent komt wel van de grond, maar een gevoel krijgen van wat voor stad Nijmegen was in die tijd: dat ervaar ik niet. De spaarzame vondsten, verspreid over een vrij kille tentoonstellingsruimte en een beetje in het niet vallend bij de grote installaties, geven mij geen gevoel van die multiculturele stad die Nijmegen volgens de teksten geweest moet zijn. Kleurrijk, bedrijvig, de Young Vibe in de toen nog Young City: die bruisende stad ervaar ik niet. De titel van de tentoonstelling is zo mooi gekozen: ‘Moving Stories’ een prachtige dubbele associatie: verhalen over verhuizen, migreren en tegelijk verhalen die je raken. Maar om aan te sluiten bij die Engelse titel: I’m getting it, but I’m not feeling it.

Zo blijf ik een beetje rondhannessen. Ik heb moeite me te concentreren op de audio-interviewtjes, hoe aardig bedacht ook, ik wil zo graag ff zitten luisteren, maar dat kan alleen op plekken waar andere filmpjes spelen, en zo loop ik mezelf in de weg. Bij de laatste installatie, geïnspireerd door de Palestijnse diaspora, luister ik naar het audiofragment en komt dan toch nog dat moment van herkenning. Het gaat over mensen die vluchten en bijvoorbeeld alleen winterkleren meenemen omdat ze denken in de zomer weer terug te zijn. Dat de hoop om terug te kunnen keren naar thuis gesymboliseerd wordt door de sleutel van hun huis, die ze soms tientallen jaren bewaren en altijd meenemen. Die hoop, dat verlangen, de heimwee. Die herken ik in mijn vader, die door zijn dementie naar het verpleeghuis moest, een vreemde en soms bedreigende plek. Ontheemd zonder migratie. Maar onze huissleutel die hij altijd in zijn broekzak hield was precies datzelfde symbool: een zekerheid, een plek die wacht, de hoop op terugkeer.

Het is er niet van gekomen, zoals bij zoveel migranten een thuiskeer niet mogelijk is. Ook van de Romeinse veteranen kon na 25 jaar dienst maar een kleine groep terugkeren. De linken die worden gelegd kloppen zeker. Maar het geheel heeft toch iets geforceerds. En het einde is niet af. Opeens loop je eruit en sta je in de vaste tentoonstelling. Geen afsluiting, geen apotheose.

 
Voor wie de tentoonstelling nog niet heeft gezien: zeker gaan kijken en je eigen mening vormen. Die hoor ik hier graag. Loop ter afsluiting nog een rondje door de vaste opstelling. En dan hopen dat het niet te lang duurt voor we – na de verbouwing – kunnen terugkeren in een museum dat ons aanspreekt en raakt. En waar we ons – Nijmegenaar of niet – thuis voelen. De sleutel brandt in onze broekzak.

(Niet) in steen gehouwen

Toen ik las over de ontdekkingen in Herwen-Hemeling was mijn eerste gedachte: ‘Ah, kunnen we eindelijk in de regio ons eigen lapidarium maken.’ Aanleiding voor die gedachte was mijn bezoek vorig jaar aan het museum Narbo Via in Narbonne, waar een muur aan Romeinse bewerkte bouwfragmenten en stenen staat om ‘u’ tegen te zeggen. Ik ben op dit moment in Frankrijk, dus de vondsten uit Herwen-Hemeling moet ik nog even laten wachten. Maar opnieuw naar het museum in Narbonne staat boven aan mijn ‘to do’-lijstje.

Nu moet ik zeggen dat de eerste week hier er vooral een was van uitrusten: na drie maanden als ‘wedding planner’, een huwelijk in eigen tuin, drie dagen opruimen en een dag rijden naar Frankrijk waren we even klaar met alles. Maar vandaag vallen de dingen op hun plaats: vannacht heeft het onverwacht geregend en alle tuinkussens zijn nat. Onze achterbuurman Etienne is druk aan het klussen met veel herrie-apparaten, om op het leukste nippertje zijn vakantiehuis gereed te maken voor de huurders die morgen al komen. En twee gemeentewerkers met respectievelijk bosmaaier en bezemkar staan net buiten onze tuinmuur het wereldleed te bespreken, uiteraard met de apparaten op volle toeren want ze zijn hard aan het werk.

Een goed moment dus om naar Narbonne af te reizen. Maar voordat ik jullie daarover vertel, moet ik eerst nog iets anders kwijt over dat museum. Ik had jullie in mijn blog al aangegeven dat ik het zo prachtig vond vormgegeven, alles klopte aan alle kanten. Ik heb ongetwijfeld de naam van de architect voorbij zien komen, maar die zei me op dat moment niets. Toen ik ter voorbereiding op dit nieuwe bezoek nog eens op de website keek besloot ik die naam te Googlen. Holy Shit (sorry) dacht ik toen, dit is ook niet zomaar een architect(enbureau), dit is het neusje van de zalm. Wellicht hebben jullie meer kennis als het gaat om architecten: het ontwerp is van het bureau van Norman Foster, die onder andere de Millennium Bridge in Londen heeft ontworpen, de overkapping van het British Museum, het Viaduct van Millau, Apple Park in Californië en nog veel meer iconische bouwwerken. Geen wonder dat het wel klopte….kost een paar centen (denk ik) maar dan heb je ook wat. En nu ik het heb teruggezien stelt het opnieuw niet teleur. Wat een prachtig geheel.

Het voornaamste doel van de trip vandaag is de nieuwe tijdelijke tentoonstelling in het museum. Vorig jaar had ik al een sneak peek van een tijdelijke expositie gezien, maar het blijkt dat er inmiddels een nieuwe is. De Franse tekst op de website heb ik vluchtig gelezen en spreekt me in eerste instantie niet heel erg aan. 3D-imaging, verfilmingen, computerspellen? Waar zal dat heengaan? Ik twijfel, maar voor M is het juist aanleiding om me te vergezellen. De expositie heet “Narbo Martius, wedergeboorte van een hoofdstad”. Gaande de expositie word ik enthousiaster. Enerzijds is alles weer groots en meeslepend, zoals een digitale film (CGI in goed Nederlands) van de stad op een minstens 14 meter breed panoramascherm waar je midden in zit. Maar anderzijds gaat men in op het detail: want het gaat niet alleen over die verbeelding van het verleden, maar vooral ook over het ‘hoe dan’? Hoe komt dat beeld – die ‘wedergeboorte’ – tot stand. Hoe kom je van archeologische kennis tot verantwoorde verbeelding. Hoe vertaal je wetenschap naar beleving? En dan komen we precies bij de vraag die we ons in Nijmegen ook al heel lang stellen.

In een van de eerste zalen zien we een enorme, wandvullende, vogelvluchttekening van Narbonne in de tweede eeuw. Zo’n impressie die je – ik moet het eerlijk zeggen – eigenlijk vaak een beetje voor kennisgeving aanneemt. Maar hier wordt het hele proces getoond dat tot een dergelijke tekening leidt. Hoe alle bekende gegevens uit archeologie, oude en nieuwe plattegronden en tekeningen samengebracht worden in een zo exact mogelijke plattegrond van de stad. Die alle informatie geeft over de plaats van de bebouwing. En hoe op basis van de vondsten, oude prenten en tekeningen, alsmede informatie uit vergelijkbare steden vorm, materiaal en kleur van de bebouwing wordt vastgesteld. Vervolgens is al deze informatie door Jean-Claude Golvin (tekenaar, archeoloog, architect en groot specialist in archeologische reconstructie) gebouw voor gebouw, lijntje voor lijntje en kleur voor kleur verwerkt in de vogelvluchttekening. Zo wordt de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderd. Naast de tekentafel van Golvin met probeersels en kleurproeven zien we een filmpje van het tekenproces.
En een vergelijkbare tekening uit 1990 toont aan hoe er sprake is van voortschrijdend inzicht in een tijdsbestek van hooguit 30 jaar.
Op Youtube vond ik dit filmpje waar Golvin zijn werkwijze uitlegt. Ook al kun je zijn verhaal niet helemaal volgen, het toont vanaf 0:32 wel de tekening van Narbonne die ik op de tentoonstelling heb gezien.

Een volgende zaal geeft uitleg over restauratie. Hoe er vanuit wetenschappelijk oogpunt tegen restauratie of reconstructie wordt aangekeken. Dat het er niet om gaat iets zo mooi mogelijk te maken. Wat is dan wel het doel? In een museum is dit meestal om het publiek te kunnen uitleggen hoe iets er ooit heeft uitgezien. Maar het kan ook zijn om meer inzicht te krijgen in het doel of gebruik. Als een object niet compleet is, hoe vul je dat dan aan? Het proces moet in ieder geval reversibel zijn en je moet kunnen zien wat origineel is en wat is aangevuld. Uitgangspunten voor restauratie zijn de vorm van het object zelf, vergelijkbare objecten van elders en ook kennis van de samenleving waarin het object gemaakt is. De uitleg begint met een aardewerk schaaltje, zoals we ze zelf ook proberen te restaureren of archeologisch compleet te krijgen. Vervolgens zie je hoe dezelfde uitgangspunten ook bij de restanten van een wandschildering kunnen worden toegepast. Ik heb (illegaal?) een kort filmpje gemaakt waar je kunt zien hoe dit is verbeeld. Nadat de gevonden fragmenten aan elkaar zijn gepuzzeld en vergeleken met wandschilderingen in Rome en Pompeji wordt een verbeelding gemaakt van de rest van de schildering. Bekend is dat ambachtslieden vanuit Rome naar elders reisden en daarom mag worden aangenomen dat de schilderingen in Italië ook elders tot voorbeeld hebben gediend. De tentoonstelling wil laten zien dat ook restauratie of visuele reconstructie gebaseerd is op (weloverwogen) keuzes maar dat een enigszins andere reconstructie (verbeelding) ook te verdedigen was geweest. Het blijft een interpretatie.

Tenslotte laat men zien dat restauratie veel lastiger is als het gaat om een uniek item zoals een beeldhouwwerk. En hoe 3D-imaging hierin een rol kan spelen. Bij onze eigen afdeling heeft Aad al eens tijdens ons Valkhof-onderzoek een 3D-afbeelding gemaakt van een stuk bouwmateriaal. In de tentoonstelling legt men uit hoe je hier bij restauratie gebruik van kunt maken. Naast het eenvoudiger hanteren, meten of delen met anderen, kun je veel eenvoudiger allerlei hypothesen over de vorm van de restauratie visualiseren, bespreken en vergelijken. En tenslotte kun je met een 3D printer het aanvullende materiaal eerst uitprinten voor je het uit een definitief materiaal vervaardigt. Zo kun je veel sneller en flexibeler tot een reconstructie of restauratie komen.

Na de eerder genoemde zaal met de mega CGI-animatie van Narbonne (zie de preview hierboven) zien we hoe deze film tot stand is gekomen. Over monnikenwerk gesproken: ook al is het digitaal, iedere dakpan, iedere steen, iedere mens moet worden ontworpen op basis van wetenschappelijke informatie en vervolgens getekend, ingekleurd, geanimeerd en in het grote verband geplaatst. Op de beeldschermen krijg je een idee van hoe dit gaat en hoeveel werk het is. Het toont opnieuw de interactie tussen de wetenschap en commerciële creatieve bureaus.

Aan de hand van gladiatorengevechten wordt uitgelegd dat een verbeelding ook gebaseerd kan worden op experimentele archeologie. Na het verzamelen van informatie uit vondstmateriaal, iconografie, inscripties en eigentijdse teksten wordt deze informatie door experimenten getoetst aan de werkelijkheid. Bij vondsten wordt gekeken hoe deze gebruikt zouden kunnen zijn. Bij de contemporaine verbeelding van situaties wordt gekeken of de afgebeelde handelingen fysiek haalbaar zijn. Dit blijkt overigens vaak niet het geval. Bij beschrijvingen in teksten is de experimentele benadering tweeërlei: deze kan iets zeggen over de auteur en de geloofwaardigheid van zijn beschrijving. Maar ook over de handelingen als zodanig en in combinatie met elkaar. Op de tentoonstelling zien we een range aan 3D-animaties van gladiatorengevechten in verschillende combinaties van gladiatoren, gebaseerd op experimentele archeologie. Bij een film als Gladiator is zo gebruik gemaakt van de laatste archeologische inzichten om de gevechten te verbeelden en tegelijkertijd heeft het maken van de film nieuwe inzichten opgeleverd voor de archeologie.


Uit het storyboard van Gladiator, getekend door Sylvain Despretz

Naast films komen ook videogames aan bod en de verbeelding van de oudheid hierin. Het Romeins verleden blijkt een grote inspiratiebron te zijn. Het grootste gevaar van de verbeelding in de populaire cultuur zit hem in de gedachteloze herhaling van eerder gemaakte beelden. Dan blijft Spartacus eruitzien volgens de inzichten van de jaren ’50 en een blijft een gladiator een jaren ’90 ‘hunk’. Het beeld dat het grote publiek van de oudheid heeft is door film en massacommunicatie tot ons gekomen, en het is heel moeilijk dat beeld te doorbreken als er nieuwe inzichten zijn. Anderszijds kunnen juist alle digitale ontwikkelingen het makkelijker maken om de nieuwste inzichten aan de wereld te tonen, aldus de strekking van de tentoonstelling.

Gaande de tentoonstelling kan ik lang met het verhaal mee. Ik zie veel functioneel digitaal materiaal dat straks waarschijnlijk de permanente expositie zal ondersteunen, of dat al doet. Maar naarmate we meer storyboards uit de film Gladiator te zien krijgen, en meer beeldschermen met videogames in amfitheaters, bekruipt me het ongemakkelijke gevoel dat het tonen van dit laatste materiaal – hoe knap gemaakt ook – vooral het opleuken van de tentoonstelling dient en dat het verhaal op het eind wel wat dun wordt. Toch neem ik er wat van mee: ten eerste dat de digitale ontwikkelingen het verbeelden van de oudheid makkelijker maken en dat de interactie tussen archeologie en digitale imaging nieuwe inzichten oplevert. En ten tweede dat je een verbeelding niet zomaar voor kennisgeving moet aannemen. Enerzijds doe je dan de makers en het onderzoek dat eraan voorafgaat tekort. En anderzijds moet je wellicht vraagtekens stellen bij wat je ziet.

Dat laatste kan overigens nooit kwaad. Na de vele stenen met inscripties in Narbonne zagen we tijdens onze avondwandeling op een gerestaureerd huis in een naburig dorp deze steen, die er zo op het eerste gezicht aardig authentiek uitziet. Pas als je hem leest weet je dat je ernaast zit. En het wordt pas echt aardig als je opzoekt over wie dit gaat. Pierre Dac was – behalve van Joodse afkomst en WO2 verzetsheld – humorist.

Pierre Dac
is niet in dit huis geboren.
En hij is hier ook niet gestorven.

Colonia Narbo Martius

Ik ben terug in Frankrijk. De regent tikt zachtjes op het schaduwdoek. Net als gister. Jammer? Valt mee. Vooral een mooie gelegenheid om het nieuwe museum Narbo Via te gaan bekijken in Narbonne. Na een blik op de website beslist de man (M) me te vergezellen. Samen op naar Narbonne dus.

Eerst maar even iets over Narbonne in de oudheid. Want Narbonne is niet zomaar een stad met een Romeins verleden. Het is de eerste Romeinse kolonie in Gallië. Ontstaan omdat de Griekse kolonie Massilia (Marseille) in 125 v. C. hulp van de Romeinse bondgenoten vroeg tegen een aantal Gallische volkeren. Twee generaals, Gnaeus Domitius Ahenobarbus en Quintus Fabius Maximus, onderwierpen binnen een paar jaar de Gallische volkeren van Zuid-Gallië tot aan de Pyreneeën. De Via Domitia, die in deze tijd ontstaat, gaat dwars door dit gebied de verbinding vormen tussen Italië en Spanje. Om hun positie te consolideren stichten de Romeinen in 118 v. C. met ongeveer 2000 mensen de Colonia Narbo Martius, strategisch gelegen aan de Middellandse zee en de Via Domitia. Zo kunnen de handelsroutes gecontroleerd worden, de natuurlijke bronnen in het achterland beheerd en land gedistribueerd aan Romeinse burgers.

Wil je hier iets meer over weten, kijk dan eens naar de prachtige Arte-documentaire waarmee ik afsluit, aanbevolen door Paul. Deze reportage maakt duidelijk dat Narbonne veel grootser en belangrijker was dan je wellicht zou verwachten: ‘Narbonne, das zweite Rom’. In deze documentaire ook aandacht voor het nieuwe museum en voor twee andere Romeinse musea in de regio. Ten eerste het Horreum (ondergrondse opslagruimten) in Narbonne, waar ik decennia geleden al eens met de kinderen ben geweest (herhaling staat gepland). En het uitstekende museum Amphoralis in Sallèles, dat ik in de zomer van 2019 in de blog Veng heb besproken.

Okay, maar dan nu het museum. Het pand ziet er van buiten strak uit. Typisch moderne Franse vormgeving: staal en steen, met een garrigue-achtige tuin eromheen van planten die ook zonder water vooruit kunnen. Wat op de foto hout leek, blijken betonnen muren te zijn die in aardetinten (van oker tot terracotta) zijn gespoten. De opbouw met een suggestie van lagen geeft het beton een warme uitstraling.

Ook de entree valt meteen op met een ‘Romeinse’ deur en een atrium. Na het scannen van de pass sanitaire, een alleraardigste ontvangst door twee dames die ook onze regenjassen in ontvangst nemen en het scannen van de entreekaarten lopen we meteen tegen een muur op. En wat voor een muur!

Overweldigend is het woord dat in me opkomt. In een groter dan grote stelling, langer dan ons hele Nijmeegse depot, zo schat ik, staat een uitstalling van Romeins bewerkt bouwmateriaal die in z’n eenvoud fantastisch is. ‘More is more’ in dit geval. Het past in de huidige museumtrend om materiaal in het depot toegankelijk te maken, en dit is dan de overtreffende trap. Op de wandelpromenade staan twee informatiezuilen met ieder twee interactieve beeldschermen. Hier kun je een bouwelement uit de muur uitkiezen en aanklikken, waarna er in drie talen informatie verschijnt. Ook is het betreffende element in 3D in beeld gebracht: je kunt het van alle kanten bekijken.

Vervolgens kun je zien van wat voor soort bouwwerk het deel uitmaakte en waar het dan zat in dat gebouw. Dat maakt het zoveel interessanter voor de kijker. Nog niet alle elementen zijn ingevoerd, maar het is een prima voorbeeld van hoe digitale informatie een tentoonstelling rijker en duidelijker kan maken. Geen gesleep met tablets, geen ingewikkelde menu’s, veel extra informatie en iedereen kan meekijken. Je ziet bij elkaar wat er kan.

En dat is het dan nog niet, wat die muur betreft. Als je verder kijkt dan wat je ziet (daar is M goed in) dan vallen er meer dingen op: vanaf het wandelniveau kun je op verschillende plekken afdalen naar het onderste niveau, zodat je de bouwblokken van dichtbij kunt bekijken. De trappen zijn opgebouwd als in een Romeins theater, dus er is langs de hele muur ruimte om even te gaan zitten en het in je op te nemen (en ja, er is een rolstoellift).

Intussen roept M me naar een blok marmer. ‘Kijk eens naar die P. Hoe prachtig. Zie je hoe de ronding aan de onderkant net niet aansluit op de stok?’ En bij een ander stuk:  ‘En hier, zie hoe mooi het is uitgevuld…’ Dit heeft de ontwerper van de muur ongetwijfeld bedacht. Een mega wow-moment als je binnenkomt, maar met alle mogelijkheden voor mini wow-momenten voor wie verder wil kijken. En dan gaan we meteen weer terug naar mega. Want opeens horen we een zacht mechanisch geluid. Er beweegt iets in de muur. Oh, en kijk, achter de voorste stelling is nog een tweede stelling. En ertussen zit een volautomatische, op afstand bestuurbare hefconstructie die de elementen kan ophalen, terugzetten en verplaatsen.

Een gebeuren op zich dat de aandacht van de bezoeker trekt.  En steeds als je in het museum komt zal de opstelling anders zijn en kun je andere elementen van dichtbij bekijken. Het geheel speelt in op de beleving, ook al zo’n sleutelwoord in eigentijds expositieland. Maar deze beleving is tegelijk ook functioneel en dat maakt het bijzonder.

Aan het eind van de promenade slaan we de hoek om naar de permanente opstelling. Hier gaan we van ‘more is more’ naar ‘less is more’. Eenvoudige uitleg. Deels digitaal, deels via muurborden, deels via de bordjes bij de voorwerpen. En ja, eerste puntje van kritiek, die kleine bordjes zitten helaas weer op deurkrukhoogte. Maar verder is het overzichtelijk, ruim, groots maar eenvoudig. M kijkt naar alle constructies die nodig zijn om enorme bouwelementen op hun plaats te houden. Ik kijk naar digitale projecties die op een simpele manier heel veel uitleg bieden. Over het landschap en de plaats van Narbonne daarin. Over een groot Romeins huis dat in Narbonne is gevonden, de indeling ervan en wat er binnen te zien was, van mozaïekvloer tot wandschildering, van voorouderbeelden tot persoonlijke verzorging.  De tentoonstelling van artefacten en de digitale uitleg erbij zijn goed in balans.

Een beeldscherm toont een recente opgraving. Een dijk langs de Romeinse bedding van de rivier de Aude blijkt vol te zitten met Romeins bouwmateriaal. De dijk is in de 4e of 5e eeuw ooit doorgebroken en de bewoners hebben alles wat op dat moment voorhanden was gebruikt om het gat te dichten. De opgraving van de dijk is van boven af gefotografeerd en de beelden zijn zo over elkaar gelegd dat je laag voor laag ziet wat er tevoorschijn komt. De bonus komt halverwege: er blijkt een compleet houten schip van 12 meter lang te zijn gebruikt om het gat te dichten. En ook het schip is weer vol bouwelementen. Het is prachtig om de opeenvolgende fasen van de opgraving zo helder te kunnen zien.

Er zijn veel highlights, maar het is vooral een solide en met zorg samengesteld verhaal. Het klopt. Inhoudelijk is het een mooi afgerond verhaal. En voor de vormgeving geldt hetzelfde. Alles past en vult elkaar aan. En de ruimtes zelf voelen ook lekker, realiseren we ons opeens. Het is niet te koud en niet te warm en er is duidelijk iets gedaan aan de akoestiek: tussen al die harde materialen is er toch geen galm te horen.

Als we terugkomen op de wandelpromenade zien we dat er gewerkt wordt aan een nieuwe expositie. Dit is waarschijnlijk de tijdelijke expositieruimte, waarvan op de website wordt gesproken. Een fijne aanleiding om hier snel nog eens terug te komen. En mijn sneak peek laat zien hoeveel mensen er nodig zijn om één kapiteel voorzichtig op z’n plaats te krijgen.


Op de terugweg lopen we nog even de stad in. Langs het aartsbisschoppelijk paleis en de Romeinse weg die deels zichtbaar is gemaakt. Geen verrassingen hier, maar lekker om er eens rond te lopen als het niet zo warm is.

En grappig om te zien dat het Romeinse verleden hier bijna onverschillig onderdeel uitmaakt van de omgeving. Hoe meer er is, hoe minder bijzonder het blijkbaar voelt. Hadden we dat gevoel in Nijmegen maar…

Nog even de links:
De website van het museum Narbo Via.
De documentaire: .

Kofferbak

Het is zondagochtend, 7 uur. Ik rij op de weg van Beziers naar Agde. Het is stil. Ongekend stil. Andere jaren om deze tijd is het verkeer naar de stranden al flink op gang. Maar dit jaar is alles anders. Geen Nederlanders, geen Belgen. Maar vooral: geen Grote Britten. Covid-19 en Brexit hebben hun tol geëist voor de toeristenindustrie.

Voor mij is het wel fijn. Ik ga strandjutten en ben snel bij het strand. In het verlengde van “mudlarking’’ waar ik al eens over schreef, vind ik het ook heel leuk om aan het strand te kijken. Wat ik vind? Het kan van alles zijn. Zeeglas en zee-aardewerk zijn favoriet. Het zijn scherven die door de zee zijn gepolijst tot een prachtige afgeronde vorm. Er worden vaak sieraden mee gemaakt. Ook andere voorwerpen, zowel natuurlijk als door de mens achtergelaten, kunnen door de zee worden afgeschuurd. Hout, schelpen, scheepsbenodigdheden…ik zoek er graag naar. En bij de kaap van Agde is een lavastrand waar de mooiste stukjes liggen. Vandaar mijn trip hierheen.

Ik moet denken aan de eerste keer dat ik hier kwam. We hadden ons vakantiehuis net gekocht en ik raakte met Wim Tuijn aan de praat over het gebied. Hij was er veel geweest en wees mij op interessante plekken. Narbonne, de Via Domitia, Enserune en ook Cap d’Agde. Op een druilerige herfstdag maakten we onze eerste tocht die kant op. Het kustgebied met gesloten strandtenten lag er onder de donkere wolken troosteloos bij. Maar we bezochten het archeologische museum ter plekke, een positieve herinnering. En ik stuurde een ansichtkaart naar Wim met een foto van de Ephèbe, het beeld dat ooit de aanleiding vormde om het museum te bouwen.

Op de terugweg van het strand rijd ik in een opwelling de oprit van het museum op. Ik kom hier zelden in de zomer, er is maar één weg naar de kust en die is altijd bomvol. Maar nu is het te doen. Het museum heeft een naamsverandering ondergaan. Het heet nu Musée d’Ephèbe et d’Archéologie Sous-Marine de la Ville d’Agde. Een hele mond vol. Museum voor de Ephebe en voor de onderzeearcheologie van de stad Agde.  Achter de balie zitten twee dames. Voor vier euro mag ik naar binnen. De degelijke mevrouw bij de kassa vraagt of ik een tablet wil meenemen voor meer uitleg. Als ik ja zeg moet ik wel mijn rijbewijs inleveren als onderpand. Na een korte aarzeling doe ik het maar. Maar eigenlijk kan dat niet, vind ik.

De andere mevrouw, een fraai gebruind ‘meisje van 50’ legt zeer summier uit hoe de tablet werkt. En vraagt of ik eerst de introductiefilm wil zien. Als blijkt dat die 38 minuten duurt sla ik dat aanbod maar af. Hoezo introductie? In de eerste zaal lukt het niet om de QR-code in te scannen. Er klinkt steeds een ontkennende piep. De degelijke kassamevrouw komt zuchtend op het geluid af (duidelijk niet de eerste keer) en legt uit dat ik probeer een QR van de kinderroute te scannen. Die heet Mercator. Maar ik moet eerst op de knop Encyclopedie drukken. Die is voor volwassenen. Daarna volgt een tirade over de tekortkomingen van haar gebruinde collega. Ik probeer het tij te keren door te vragen waar de zaalnummering op de plattegrond terugkomt in de zalen. Maar die komt niet terug: de nummers staan toch al op de plattegrond, dat is toch voldoende? Ik ga niet in discussie.

Ik moet inmiddels plassen en probeer op de kaart vergeefs de wc’s te vinden. Ik ga maar weer terug naar de kassa. Het is blijkbaar zo ingewikkeld dat de zonovergoten mevrouw mij voorgaat. Ik loop achter haar aan. Het is duidelijk dat haar kennis en ervaring liggen op de ontwikkeling en het onderhoud van haar fantastisch gebruinde benen. Ik moet meteen aan Bomans denken: ‘Al had mijn vrouw maar één zo’n been’. Als ik uit de wc kom sta ik er alleen voor. Ik besluit de tablet maar te laten voor wat hij is en te zien waar ik uitkom. En ja, de amforenwand is nog net zo indrukwekkend als toen. 

 

Fraai vind ik de zware stenen, die ankers blijken te zijn. Prachtige robuuste artefacten. De oudste dateren van rond 3000 voor Christus en bestaan uit een steen, al dan niet met een groef of gat, met daaraan een touw geknoopt. Hier gaat het puur om het gewicht. De ankers met de drie gaten zijn meer geavanceerd. Het bovenste gat is voor het touw, in de onderste twee gaten staken houten balken, die voor verankering in de zeebodem zorgden. Deze ankers werden al tussen de tiende en de zevende eeuw voor Christus gebruikt. De gebeitelde tekens zijn waarschijnlijk eigendomsaanduidingen of verwijzing naar het bijbehorende schip. En zo is er veel meer moois. Ik probeer de tablet nog eens uit voor meer info. Maar hoe raar is dit: de panelen aan de wand geven meer info dan de tablet. De omgekeerde wereld?

Ik zoek de Ephèbe. ‘Schone jongeling’ in het Grieks. Het gaat om een bronzen beeld dat op een zondag in 1964 door amateur-onderwaterarcheologen op acht meter diepte is gevonden in de monding van de rivier de Herault. Het prachtige beeld is Grieks en stamt uit de tweede eeuw voor Christus. Er is veel gediscussieerd over wie het beeld voorstelt. In eerste instantie dacht men aan Apollo. Later werd meer generiek gedacht aan ‘een’ Ephèbe, waarbij dat in Athene, in de vijfde eeuw voor Christus, de specifieke benaming is voor een jonge militair, tussen 18 en 20 jaar oud, met een prettig lichaam. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het beeld Alexander de Grote voorstelt. Na de vondst is het naar Parijs gebracht voor restauratie en jarenlang in het Louvre getoond.

Toen Agde het beeld terug wilde, werd als voorwaarde gesteld dat er een museum zou komen om het tentoon te stellen. Door de inkomsten uit het toerisme werd dit in de jaren ’80 mogelijk. Het museum is ontworpen door dezelfde architect als het hele toeristische complex aan de kust. Ik vind het beeld in een kale achterafzaal. Net als de rest van het museum ziet alles er wat gedateerd en very eighties uit. Hoewel geprobeerd is het museum digitaal wat op te leuken kan het wel wat meer echte aandacht gebruiken. Eenmaal buiten loop ik nog een rondje over het terrein. Jammer toch dat musea soms de boot missen als het gaat om het betrekken van het publiek bij het verhaal. Ik denk aan het bericht van Aad in onze whatsappgroep over de Pest-expositie in het Valkhof. Weliswaar niet troosteloos, maar wel gebrek aan aandacht voor het perspectief van de bezoeker. Mag ik het zo voorzichtig samenvatten?

Die week horen we dat Frankrijk ‘op geel’ is gegaan. Tot dat moment waren we nog niet uit eten geweest maar we besluiten het te vieren bij ons favoriete restaurantje in het volgende dorp. We zijn er meer dan anderhalf jaar niet geweest. Ik bel om te reserveren en krijg een voor mij onbekende mevrouw aan de lijn, die onze naam noteert. Als we die avond aanschuiven moeten we lachen. Ze heeft onze naam opgeschreven als ‘Tronc’. Een André van Duin-gevoel bekruipt me. Meneer en mevrouw Kofferbak. De Caesar salade is gelukkig als vanouds.

Thuis

‘There is no place like home’ dacht ik afgelopen vrijdag, toen ik me realiseerde dat het Black Friday was. Als ik de beelden mag geloven dacht niet iedereen daar hetzelfde over, maar dat terzijde. Ik had vrijdag een van die zeldzame geluksmomenten, als je ergens mee bezig bent en opeens dat gevoel krijgt van ja, kijk, dit is nou wat ik altijd gewild heb.

Ik zit aan mijn eigen tafel, zonder enige afleiding, met voor me een opengevouwen krant, een rol tape, een tube UHU en een stapel gewassen scherven. Ik knip de tape in stukjes, een voorraadje langs de rand van de tafel. Niet scheuren, hoor ik Arjen den Braven zeggen, dat is slordig. Ik sorteer de scherven. Ze komen uit een speciale krat. Ik noem het de premiumkrat. Die heeft Kees afgelopen woensdag afgeleverd in het kader van ons thuiswerkproject. Er zitten zakken in met scherven die tijdens de opgraving aan de Waalkade al een beetje zijn voorgesorteerd: ze bevatten scherven die bij elkaar horen. Iedere thuiswerklocatie heeft zo’n krat gekregen. Op deze Black Friday is dit mijn speciale aanbieding: een van die zakken wil ik eens nader bekijken. Ik heb de inhoud gisteravond nog een keer extra gewassen en alles is mooi droog.

De ‘premiumkrat’ 😉

Ik begin met een stel witbakkende scherven met groen en geel glazuur. Die waren me al eerder opgevallen. Het wordt, volgens ‘Amsterdam ceramics’ een ‘chafing dish’. Een warmhoudplaat? Hier moet ik nog eens verder induiken. Wat is dat dan precies? Een andere groep opvallende scherven is heel delicaat. Ook witbakkend. Geen glazuur van buiten maar een korrelig lichtgeel van binnen. Een zalfpotje. Een stel zwartgeblakerde scherven trekt mijn aandacht. Wat een rommeltje. Als ik later een bruine voorraadpot probeer samen te stellen blijkt de helft van de scherven bij de zwartgeblakerde pot te horen. Is het slechts een voorraadpot of heeft het toch iets met koken te maken? De boeken brengen geen uitkomst, we komen er vast nog wel eens achter. Aan het einde van de dag zijn de scherven ‘op’ en heb ik vier archeologisch complete objecten. Mooi. En nu? Ik wil ze eigenlijk wel aan jullie laten zien.

Een mail van Jan van Daalen brengt me op een idee. De afgelopen jaren zijn we met een klein groepje enkele keren naar het Noorden van het land afgereisd, o.a. naar Friesland waar Jan oorspronkelijk vandaan komt. Al twee keer zijn we dan ook in Groningen naar het atelier en de woning van Henk Helmantel geweest, de fijnschilder. Een prachtige omgeving (zie bijgaande foto’s die nog eens extra worden opgefleurd door Ben en Aad). Zijn stillevens zijn om stil van te worden.

Ik denk aan de laatste keer dat we er waren: dat was nog eens extra bijzonder. Terwijl we op het terras zaten raakten we met de schilder in gesprek en ging het over archeologie. Ben gaf aan dat hij conservator is in Wijchen en dat hij vooral de schilderijen met oud glas zeer mooi vond. Toen we later nog eens rondkeken – de groep was wat verspreid geraakt – riep Helmantel Ben (en enkele anderen uit groep) naar binnen om naar zijn Romeins glas en andere archeologische vondsten te komen kijken. Ik vertel dit uit tweede hand, helaas, helaas, ik was afgedwaald naar de kerk en heb dit alles gemist. Eén ding voor als de pandemie voorbij is: ga er eens kijken, het is een droom.

Om terug te keren naar mijn inspiratie: vanochtend besloot ik een foto te maken in de stijl van Helmantel. De grote meester haal ik natuurlijk nooit, maar het is een mooie aanleiding om er iets van proberen te maken. Maar ja, hoe laat je alles rechtop staan. Ik plunder de keuken. Een grote suikerbus in de voorraadpot, een kleine pot in de andere. De zalfpot en groene schaal blijven gelukkig uit zichzelf staan. Ik zoek een klein bankje. Dan nog een oud gordijn erachter en het begint erop te lijken. Op het niveau van meezingen onder de douche dan. En ik noem het: Hommage aan Kees!

Wat fijn als je zo heerlijk thuis kunt klungelen. Met mooie herinneringen aan momenten samen en mooie vooruitzichten op wat zich nog zal aandienen, in kratten of anderszins. Ik wens jullie allemaal ook veel gemoedsrust en goede momenten. En maar blijven volhouden….

-+=
Google Translate
Top