Veng

‘Binnenblijven en stilzitten’ luidt het advies van de overheid. Vandaag neem ik dat advies ter harte, want er moet een blog geschreven worden. De zinnen rommelen al weken door mijn hoofd, nu is er de tijd en de rust om er een samenhangend geheel van te maken. Tijdens mijn vakantie in Zuid-Frankrijk heb ik weer eens een bezoek gebracht aan Amphoralis, een leuk klein museum in Sallèles d’Aude (vlakbij Narbonne) dat mijn twee grootste passies verenigt: archeologie en keramiek. En een museum dat er nooit gekomen zou zijn zonder vrijwilligers in de archeologie!

Canal du Midi

 

De weg ernaartoe is al een plaatje, door kleine dorpen en langs het Canal du Midi, een in de 17e eeuw aangelegd kanaal dat Zuid-Frankrijk doorsnijdt en dat nu voornamelijk bevolkt wordt door bejaarde Britten in bedaagde bootjes. Het museum ligt bij een aftakking die het Canal verbindt met de rivier de Aude. Als je uitstapt voel en ruik en hoor je Frankrijk: de droge hete lucht, de geur van dennenhars en het niet aflatende geluid van de cigales.

De druiven staan letterlijk tussen de scherven

Dat er hier, onder de wijngaarden, iets in de grond moest zitten was al jaren bekend. Een oude foto laat zien wat de bevolking hier dagelijks zag: de druiven staan letterlijk tussen de scherven. Een echtpaar wijnboeren met een grote belangstelling voor archeologie wist in 1968 tijdens een kleine opgraving vast te stellen dat er een Gallo-Romeinse pottenbakkerij moest zijn. In 1976 werd vervolgens gestart met een volledige opgraving van de site. Het museum ontstond al tijdens de opgraving en toont het uiteindelijke resultaat.

Restanten Gallo-Romeinse pottenbakkerij

Op deze locatie stond een grootschalige, bijna industriële pottenbakkerij, waar voornamelijk twee producten in separate productielijnen werden vervaardigd: dakpannen en amforen voor de wijnhandel. Wijn werd hier al verbouwd toen eerst de Grieken en later de Romeinen het gebied ‘pacificeerden’. De kwaliteit werd zeer gewaardeerd en er kwam een grote export op gang, met name naar Rome, via de havens van Narbonne en Ostia. De wijn werd vervoerd in het daarvoor ideale vat: de Gauloise 4. Gewicht 10 kg., inhoud 30 liter. (Zie foto en vergelijk met de Lidl Saskia 0,5l) Een heel specifiek gevormde amfoor, die hier bij duizenden werd gemaakt. De pottenbakkerij had 10 draaiplekken en, in de loop van drie eeuwen, 14 ovens. Men gaat ervan uit dat er zeker 100 tot 200 mensen bij de productie betrokken waren, ieder met een vergaand gespecialiseerde taak.

Grootschalige, bijna industriële pottenbakkerij

De plek is ideaal, omdat het aan alle voorwaarden voordoet, zowel qua grondstoffen als qua locatie: de juiste klei, bronnen voor schoon water en bossen vol hout om de ovens te stoken. Bovendien midden tussen de wijnproducenten, met een waterweg naar de belangrijkste stad in dit gebied: Narbo Martius (Narbonne) en van daar naar de rest van de wereld. Niet alleen vond hier de productie plaats: de grote pottenbakkersgemeenschap leefde ook hier, vlak naast de productieplaats. Het museum is aangelegd als een soort insect met twee vleugels over de opgraving heen, zodat het hele terrein te overzien is. In het ‘lijf’ geeft een prachtige maquette een duidelijk beeld. Ook van de verschillende producten zijn mooie voorbeelden te zien.

Klein ommuurd grafveldje Klein ommuurd grafveldjeKlein ommuurd grafveldje

Heel bijzonder, en deze keer met meer aandacht van mij door de vondst van Marijke en Frans in Bemmel, is een klein ommuurd grafveldje vlakbij het werkgedeelte van de site. Het gaat om 14 inhumaties van voldragen baby’s tussen o en 8 maanden. De grafjes zijn afgedekt met een dakpan en vervolgens opgehoogd. Men heeft geen verklaring voor de locatie van deze graven, zo dicht bij de werkplek. Er zijn geen andere graven op het terrein gevonden. In een van de grafjes bevond zich op de buik van de baby een fibula, waaraan nog het restant van een doek is aangetroffen. Slechts een graf had wanden van dakpannen en grafgiften: dat van de oudste baby van circa 8 maanden. De begeleidende info stelt dat wellicht vanaf een half jaar een baby als een ‘volwaardig’ mens werd beschouwd en dus ook deze giften nodig had. Typisch een vondst die meer vragen oproept dan ze beantwoordt. Waarom? blijft door mijn hoofd zingen.

Sinds mijn vorige bezoek is er veel bezienswaardigs toegevoegd: vlakbij de pottenbakkerij zijn restanten aangetroffen van een aquaduct dat van Cabezac naar Narbonne heeft gelopen om aan de waterbehoefte van deze grote stad te voldoen. Inmiddels is er zo’n 8 km van de totale 20 km teruggevonden. Ter plekke van het museum is het aquaduct in zeer goede conditie. Tijdens de bouw (eind 1e eeuw) zijn er scherven van potten en dakpannen gebruikt, wat aangeeft dat de pottenbakkerij er eerder was dan het aquaduct. Verder op het terrein is een van de verblijfsruimten van de pottenbakkers gereconstrueerd en is een Romeinse tuin aangelegd.

Een Romeins olielampje in elkaar knutselen

In een van de bijgebouwen kun je zelf een Romeins olielampje in elkaar knutselen. Ik kan het niet laten om me tussen de schoolkinderen te begeven. De les wordt geleid door een zeer strenge pottenbakmevrouw maar dat heeft wel tot resultaat dat zelfs het jongste kind – en ook ik – met een prachtig lampje naar huis gaat. Tussendoor kijk ik gefascineerd naar de assistente, een mooi opgeschilderd meisje van een jaar of 16 dat dit vakantiebaantje duidelijk verkeerd heeft ingeschat. Het is hilarisch om te zien hoe ze met overduidelijke tegenzin haar vingers in de kliederige klei zet. Haar enorme kunstnagels, om en om gelakt met knalgele metallic en glitter nagellak, zijn beslist niet voorzien op deze taak.

Die avond zie ik op de regionale TV-zender van Occitanië een reportage over de gevolgen van de canicule (hittegolf) op de wijnbouw. Want wijn wordt er in dit gebied nog steeds in grote mate verbouwd. Jarenlang was dat – door pesticiden verpeste en in mega hoeveelheden geproduceerde – goedkope plok, maar door de concurrentie uit verre buitenlanden is men gaan inzien dat het ook hier anders moet. De boeren proberen nu meer voor kwaliteit en eigenheid te gaan en de kwaliteit van de wijn gaat langzaam maar zeker weer omhoog. De reportage gaat over de wijngaarden in de regio. Door de enorme hitte (recent 43 graden) verschroeien de wijnbladeren tot pulver en verdampt het vocht uit de druiven. De beelden tonen troosteloze wijnranken die helemaal bruin zijn geworden. Toch zijn er ook hier weer mensen die er iets op vinden. Een boer heeft boven alle rijen wijnranken op circa tweeënhalve meter hoogte zonnepanelen laten aanbrengen. Die profiteren de hele dag van de zon en zijn zo gepositioneerd dat de wijnranken op het heetst van de dag gedurende twee uur in de schaduw staan. Mooi hoe er altijd weer iemand een slimme oplossing vindt.

Boven alle rijen wijnranken op circa tweeënhalve meter hoogte zonnepanelen

Inmiddels zijn we alweer thuis, aan het afkicken van de pain en de vin. Of zoals ze het daar in het plaatselijke Occitaans zeggen: peng en veng. En al schrijvend heb ik me opeens gerealiseerd dat we het eigenlijk zelf ook allemaal hebben, al is het op kleinere schaal: de wijnbouw, de Holdeurn, het aquaduct.
En zelfs de hitte….

Luizenmoeder

Afgelopen week is de expositie in Grave ontmanteld. Woensdag om 10 uur precies openden Jan en Albert uit Gennep de stoet ‘ophalers’. Jan heeft nog een prachtig verhaal over zijn noppenroemer (waarmee hij overigens onlangs nog de krant haalde, met vermelding van de expo in Grave). Nadat hij in 1986 de scherven heeft gevonden, durft hij wel de meer eenvoudige glazen in elkaar te lijmen, maar aarzelt hij om aan de roemer te beginnen. Het lijkt hem beter om er eerst mee naar een deskundige te gaan.
Zo komt hij terecht bij Frides Lameris en zijn dochter Kitty. Kitty is net afgestudeerd op roemers en vader Frides wil zijn dochter testen. Op een van de scherven staat de datum van de roemer gegraveerd. Deze scherf haalt hij tussen de andere uit en houdt hem achter. Vervolgens legt hij de overige scherven aan zijn dochter voor. Kitty dateert de roemer tussen 1646 en 1648. Daarna haalt vader de ontbrekende scherf tevoorschijn: 1647. Dochter geslaagd! Jan laat de eerder door hem geplakte glazen zien: en ook hij is geslaagd: ze vinden dat hij de noppenroemer op dezelfde manier kan plakken. Zo gezegd en iets minder snel gedaan: zeker één van de blikvangers op onze tentoonstelling.

John Jansen komt het materiaal van Oss, Ravenstein en Deest ophalen. Mergor in Mosam haalt het prachtige Romeinse schoeisel. De conditie is goed gebleven tijdens de expositie, maar de schoenen gaan nu eerst weer een aantal maanden in het water, om vervolgens opnieuw geconserveerd te worden. Dan kunnen ze weer tien jaar mee. Cor Nijenhuis verzamelt de spullen uit Huissen. Het prachtige kinderlaarsje wordt in een speciaal kistje geschroefd voor transport. Ook Martien maakt zijn vitrine leeg en het lijk (uit Escharen) gaat weer in de kast.

Woensdagavond kunnen we veel materiaal meteen weer in de werkruimte en in het depot terugbrengen. Ben heeft het materiaal meegenomen dat retour moet gaat naar het Valkhofmuseum, Museum Kasteel Wijchen en de Wim Tuijn-collectie. Met Bas en Aad vervoer ik de spullen van Kelfkensbos en Pierson. Kees zoekt plaats in het depot. Mooi op tijd, want de Pierson-groep is bijna klaar met de inventarisatieronde!

Donderdag wordt de WW2-vitrine ontruimd. Roeland neemt het vitrinebordje mee als herinnering. Het bureautje ‘van Wim’ dat ik vlak voor de expositie bij de kringloop had gekocht gaat mee terug naar huis. Ik vond het al leuk maar het heeft een extra dimensie nu het een tijdje de spullen van Wim heeft gehuisvest. Aad en Marcel brengen het ‘WW2-roest’ terug naar Bureau Archeologie. Ook alle foto’s, posters en borden krijgen daar een plaats. Zo kunnen we het hergebruiken: als wanddecoratie in onze werkruimte en als informatie wanneer we ergens een kraam of infostand hebben.

Archeologie van de

Als laatste halen Marijke en ik de letters van de wanden… en dan herinnert niets meer aan onze activiteiten in het Graafs Museum. Over een paar weken opent de nieuwe expositie: van het gilde in Grave. Gaat dat zien!
Na gedane zaken filosoferen we bij koffie en appeltaart (van Ben) alweer over een nieuwe expositie, over vijf jaar. Want ja, die zijn zó om.

Mijn blog is trouwens ook alweer bijna om. Terwijl ik nog wel wilde schrijven over de uitleg die Peter van de Broeke bij ons hield over prehistorisch aardewerk en de kenmerken daarvan. Ik had een deja vu-ervaring toen Peter ons na afloop een grote hoeveelheid scherven liet zien en daarbij een aantal opdrachten gaf. Wim Tuijn kon je ook zo verwachtingsvol aankijken als hij iets had uitgelegd en hoopte dat je het goede antwoord zou geven. Peter heeft diezelfde blik. Ik hoop dat hij nog vaak terugkomt. Na zo lang bezig te zijn geweest met middeleeuws- en nieuwe tijd-materiaal is het fijn om weer eens die grove brokken in handen te hebben.

prehistorisch aardewerk

Peter vertelde dat het zeer aannemelijk is dat dit aardewerk door vrouwen werd gemaakt. Best logisch eigenlijk: zij waren het die kookten, die precies wisten wat ze nodig hadden, en die voor de bereiding van eten toch al met vuur in de weer waren.

Ik kan me er alles bij voorstellen hoe moeders die vaardigheden op hun dochters overbrachten. ‘Kom Imma, goed kneden, alle lucht moet uit de klei.’ ‘Ja, maar mam, ik wil met Idis spelen.’ ’Eerst dat potje afmaken, en dan mag je weg. En blijf met die kleihanden uit je haren.’ ’Ja, maar mam, ik heb jeuk.’ ’Dat krijg je ervan als je met Idis speelt. Ik haal de kam en dan maken we eerst vlechten voor je gaat. En dat potje maak je ook af.’
En dat je dan als luizenmoeder eerst een uur bezig bent om die verrekte beesten uit je dochters klitten te halen. En dat die er dan natuurlijk gauw tussenuit knijpt voordat ze haar potje heeft afgemaakt. En dat je dan als moeder denkt, weet je wat, die kam erin en toedeledoki. En dan krijg je dit…

 luizenkamgevonden bij een dassenburcht

Nou ja, mijn fantasie gaat met me op de loop. De getoonde luizenkam is trouwens Romeins en komt uit de Maas bij Cuijk (via Mergor in Mosam op onze expositie). De getoonde scherven zijn wel prehistorisch (ijzertijd) en recentelijk door Rob de Loos gevonden bij een dassenburcht. Eruit geworpen door vader das bij het graven van een riant aanleunhol voor zijn schoonmoeder…sorry.
Deze vondst zal overigens nog beschreven worden.

Bitterzoet

Afgelopen week de eerste bespreking voor een nieuw boek van de werkgroep Archeologie van de Tweede Wereldoorlog. Het duurt nog even voor het verschijnt, maar het is al leuk om ermee bezig te zijn. Vooral discussies over de titel houden de gemoederen altijd bezig. Die moet natuurlijk pakkend zijn, en begrijpelijk, de lading dekken en origineel zijn. Ga er maar aanstaan. De archeologie van WO2 spreekt trouwens enorm aan, ook op de expositie in Grave. Zet een schoolklas kinderen bij de ingang en de vitrine met de parachute van camouflagestof is net een magneet. Gaaf en cool vinden ze ‘t. Ze beseffen wel dat echte oorlog geen videogame is, maar net zo min als wij – die er niet bij waren – kunnen ze zich een voorstelling maken van de verschrikkingen van die tijd. De WO2-archeologie kan dat ook niet, maar helpt ons wel bij het vaststellen van de omstandigheden en plaatst ze in de ruimte van nu.

19e eeuws industrieel aardewerk 19e eeuws industrieel aardewerk

Terug in het depot heb ik nog een uurtje om een Pierson-doos uit te pakken. Ik stuit op 19e eeuws industrieel aardewerk. Prachtige plaatjes uit verre streken versieren de schaaltjes, kopjes en borden. Voor de arme bewoners van de Zwanengas moet het bijzonder zijn geweest om dit soort aardewerk en porselein in huis te kunnen hebben.

een keuken uit Vlaardingen

Als je de omstandigheden van die tijd ziet (zie deze foto van een keuken uit Vlaardingen) moet dit aardewerk met ‘zoete’ plaatjes toch een beetje vreugde in ’t leven hebben gebracht.

Sphinx-merkSphinx-merk   Sphinx-merk

Met behulp van het boekje ‘Maastrichtse ceramiek’ van A. Polling dateer ik een kommetje. Ik leer dat we te maken hebben met beeldmerk 70, het eerste Sphinx-merk. Dit beeldmerk was er in diverse versies en werd gebruikt vanaf 1883. Het leuke is dat deze variant een turf-datering heeft. Links van het beeldmerk zie je een 8 en vervolgens 9 turfjes. Ik tel uit dat het kommetje in 1889 vervaardigd is.

Het materiaal werd gedecoreerd met transfer prints. Dit Youtube filmpje laat zien hoe dat in z’n werk gaat. Alle handelingen worden geïsoleerd en gestandaardiseerd. Zo heb je geen bijzondere skills nodig om in het arbeidsproces te worden ingezet. Zelfs de jongste kinderen worden door fabrieken als die van Petrus Regout aan het werk gezet om de productie te optimaliseren. Werknemers: mannen, vrouwen en kinderen werden uitgeknepen, vaak gedwongen tot nachtwerk en hun persoonlijke leven werd tot nul gereduceerd. Eenmaal in de ‘greep’ van Regout was het moeilijk daaruit te ontsnappen. De zoete plaatjes verhullen zo een heel wat minder rooskleurige herkomst.

ons koloniaal verleden

Soms zijn de plaatjes zelf ook minder zoet en kijk je er wat ongemakkelijk naar. Zoals deze afbeelding die herinneringen oproept aan ons koloniaal verleden. Ik weet niet precies wat ik zie, maar ik krijg er toch een akelig gevoel bij. Van wat toen wel kon en nu echt niet meer. Zo’n gevoel als bij de Pietendiscussie. Die mijd ik het liefst. En ik ben denk ik niet de enige. Van mij mag Piet alle kleuren van de regenboog hebben, voor het feest en voor kinderen maakt dat toch niets uit. Maar onze geschiedenis verander je er niet meer mee. Door de discussie herinnert iedere pepernoot nu aan dat ongemakkelijke verleden. En juist dat is volgens mij de oorzaak van de verharding van de discussie: we willen er liever niet aan herinnerd worden, hoe terecht dat ook is.

En zo zijn onze vondsten vaak bitterzoet. Of het nu een pepernoot is, Regout-aardewerk of een, ja, of een condoom. Op onze expositie liggen in de WO2-vitrine door de legerleiding verstrekte en in de verpakking teruggevonden condooms. Zo leuk en bijzonder dat we die hebben. Maar laatst herinnerde iemand mij eraan hoe jammer dat eigenlijk is voor de parachutist van wie ze geweest zijn. Want als hij het pakje had opengemaakt om te gebruiken, hadden wij de inhoud nooit meer teruggezien!

Enfin. Wie vanavond thuis pakjes gaat openen, wens ik veel plezier. En wie dat in het depot gaat doen wens ik dat evenzo. Maar ja, voor ons is iedere woensdagavond pakjesavond.

Ieder huisje

Afgelopen weken in Grave drie rondleidingen verzorgd bij onze expositie. Een voor de vrijwilligers van het museum en een voor leerlingen van een lokale basisschool. Zoals altijd ligt hun focus bij de vondsten, de objecten, en gaan de vragen daarover. Als ik bij de volwassenen uitleg dat het ons vooral om de sporen gaat, de context, om de omstandigheden, omdat we daarvan veel meer leren, blijkt dat een openbaring. Zo zie je maar: wat voor ons vanzelfsprekend is mag je bij een ander niet als bekend verwachten.

Dus toen RN7, de streekradio, met een last minute verzoek kwam voor een interview – dat deze zondag voor niemand handig uitkwam – besloot ik opnieuw een kruistocht te ondernemen tegen de gedachte dat we als gouddelvers in het wilde Westen te hooi en te gras de schop in de grond steken. Dat ene potje vinden is leuk, maar komt het uit een grafveld of een nederzetting? Is het huishoudelijk of ritueel gebruikt? Alleen de context kan het uitwijzen. Het wordt een beetje een lang verhaal, maar ik hoop het maar weer eens te hebben uitgelegd.

Wat de rondleidingen voor kinderen betreft ben ik ben onder de indruk van de liefde en aandacht waarmee Martien Koolen en zijn mede-vrijwilligers in Grave uitleg geven over de archeologie en de historie van hun stad en de omgeving. Zo creëer je mensen die trots zijn op de plek waar ze wonen. Voor mij is het lang geleden dat ik voor de klas stond en zeker voor zulke jonge leerlingen. Ik heb heel wat geleerd van Martien’s uitleg van ‘oud’ bij een vuurstenen object: hoe schrijf je tien? Een 1 en een 0. En honderd? Een 1 en twee nullen. En duizend? En een miljoen? Precies! Een 1 met 6 nullen! Dus dat is heel lang geleden….en deze vuursteen is nog meer dan 1 miljoen jaar oud. Een goede poging om ‘heel oud’ uit te leggen. Dat had ik moeten horen voordat ik probeer uit te leggen dat iets ‘van rond het begin van de jaartelling’ is. Ik denk achteraf niet dat ze dat begrepen hebben.

 armpje uit de Piersonstraat

Nu we het toch over het begin van de jaartelling hebben: afgelopen woensdag kwam uit een blije doos van de Piersonstraat dit armpje tevoorschijn. Overduidelijk van een gekruisigde Christus. Ik moest meteen denken aan een anekdote die een leraar van mijn communicatieopleiding ooit gebruikte om het concept ‘out of the box-denken’ uit te leggen. Een spijkerfabriek geeft een reclamebureau opdracht een advertentie te bedenken voor hun spijkers. Bij de presentatie krijgt de fabrieksdirecteur een afbeelding van christus aan het kruis voorgeschoteld. Met daaronder de tekst: “Dankzij de spijkers van Van Leeuwen hangt Jezus hier al eeuwen”. De man blijkt niet gecharmeerd van het concept en geeft aan dat hij toch liever geen reclame willen maken met Jezus aan het kruis. Waarop het bureau een week later terugkeert met een nieuwe presentatie. Het kruis is nu leeg. Daaronder staat de tekst: “Jezus is van het kruis gepleurd. Met spijkers van Van Leeuwen was dit nooit gebeurd”.

Twee rattige delen van porseleinen poppen

Ik denk niet dat het daarna nog wat geworden is met die relatie. Dat dacht ik trouwens ook meteen toen ik in dezelfde doos de twee bovenstaande kopjes tegenkwam. Twee rattige delen van porseleinen poppen. Zo heerlijk om daar een verhaal bij te bedenken. Dat kan nu allemaal nog, dat fantaseren: de feiten moeten nog komen. Maar hier hebben ongetwijfeld twee zusjes gewoond. De een heeft de pop van de ander kapot gemaakt, al dan niet per ongeluk. En toen heeft de andere kattenkop natuurlijk de pop van die ene op de haardstenen laten stuiteren. Lekker puh! Zo heeft ook in de Piersonstraat ieder huisje zijn kruisje. Ik ben benieuwd of we ooit zullen vaststellen of het huis waarbij de beerput hoorde aan twee zusjes onderdak bood…

In Grave is trouwens ook een mooi verhaal verbonden aan huisjes en hun kruisjes…maar dat moet je maar aan Martien vragen 😉

Bennekom

Het is af! De expositie staat. Gister heeft Ben de laatste objecten in de vitrines geplaatst. Vanmorgen eerst samen met Leo een journalist van De Gelderlander te woord gestaan. Met veel interesse hoorde hij aan welke verschillende aspecten er aan vrijwilligersarcheologie zitten. Hij gaf aan dat er in de editie Nijmegen een stukje komt en wellicht nog iets met een foto in de editie Maasland, die in Grave uitkomt.

Nadat Leo en de journalist vertrokken zijn gaan Marcel en ik de puntjes op de i zetten. De snijtekst op de muren, de laatste aangepaste vitrinekaartjes op hun plaats. Toch nog wat dingen verplaatsen en vragen beantwoorden van de bezoekers van de operacursus die iedere donderdagochtend in het belendende zaaltje wordt gegeven. We worden regelmatig begeleid door vocaal vuurwerk, want de lezing is overduidelijk voorzien van geluidsvoorbeelden (nee, geen lichtbeelden of kroketten in de pauze).

Als we eindelijk tevreden zijn besluiten we in het stadscentrum wat te gaan eten om het te vieren (nee, weer geen kroketten). We sjouwen een flinke voorraad jubileumboeken naar binnen (ja, ze zijn zwaar) en op het moment dat we de Hampoort verlaten loopt er net een echtpaar op VUT-leeftijd naar binnen. We kijken elkaar aan en hebben dezelfde gedachte: onze eerste klanten! We scharrelen kriskras door de achterafstraatjes richting Elisabethkerk. Ik dacht dat het zo simpel was maar eindig bij de huizen met kruisen op het dak…wat vertelde Martien daar ook weer over?

Moe en nu ook voldaan lopen we anderhalf uur later weer terug. Ik wil nog even een foto maken. ‘De eerste bezoekers zijn niet weg te slaan’, zegt Martien als we binnenkomen. En inderdaad: de mensen die bij ons vertrek naar binnen liepen zijn nog steeds aan het lezen en kijken. Ik vraag of ik een foto mag maken waar ze op staan. Zo raken we in gesprek. De ene vraag na de andere krijg ik op me afgevuurd. Wat leuk dat deze mensen het zo interessant vinden. Het meest bijzondere vinden ze toch een groepje objecten uit de WOII vitrine. Ik verraad niet wat er ligt, maar ik vond het zelf ook apart.

Moet je daar een diploma voor hebben?

De mevrouw vraagt of ze ook zelf mee zou kunnen plakken, want dat heeft haar altijd zo leuk geleken. ‘Moet je daar een diploma voor hebben?’, vraagt ze. Ik vertel uitgebreid over het Pierson project en ze vindt het meteen leuk. Terwijl ik een foldertje pak met het www-adres van de AWN, vraag ik in welke plaats ze woont. ‘Bennekom’, is het antwoord. Ben ik in al m’n enthousiasme een lid aan het werven voor Afdeling 14…en nog een leuk lid ook! En daar hebben ze geen Pierson, ben ik bang.

-+=
Google Translate
Top