Thuis

‘There is no place like home’ dacht ik afgelopen vrijdag, toen ik me realiseerde dat het Black Friday was. Als ik de beelden mag geloven dacht niet iedereen daar hetzelfde over, maar dat terzijde. Ik had vrijdag een van die zeldzame geluksmomenten, als je ergens mee bezig bent en opeens dat gevoel krijgt van ja, kijk, dit is nou wat ik altijd gewild heb.

Ik zit aan mijn eigen tafel, zonder enige afleiding, met voor me een opengevouwen krant, een rol tape, een tube UHU en een stapel gewassen scherven. Ik knip de tape in stukjes, een voorraadje langs de rand van de tafel. Niet scheuren, hoor ik Arjen den Braven zeggen, dat is slordig. Ik sorteer de scherven. Ze komen uit een speciale krat. Ik noem het de premiumkrat. Die heeft Kees afgelopen woensdag afgeleverd in het kader van ons thuiswerkproject. Er zitten zakken in met scherven die tijdens de opgraving aan de Waalkade al een beetje zijn voorgesorteerd: ze bevatten scherven die bij elkaar horen. Iedere thuiswerklocatie heeft zo’n krat gekregen. Op deze Black Friday is dit mijn speciale aanbieding: een van die zakken wil ik eens nader bekijken. Ik heb de inhoud gisteravond nog een keer extra gewassen en alles is mooi droog.

De ‘premiumkrat’ 😉

Ik begin met een stel witbakkende scherven met groen en geel glazuur. Die waren me al eerder opgevallen. Het wordt, volgens ‘Amsterdam ceramics’ een ‘chafing dish’. Een warmhoudplaat? Hier moet ik nog eens verder induiken. Wat is dat dan precies? Een andere groep opvallende scherven is heel delicaat. Ook witbakkend. Geen glazuur van buiten maar een korrelig lichtgeel van binnen. Een zalfpotje. Een stel zwartgeblakerde scherven trekt mijn aandacht. Wat een rommeltje. Als ik later een bruine voorraadpot probeer samen te stellen blijkt de helft van de scherven bij de zwartgeblakerde pot te horen. Is het slechts een voorraadpot of heeft het toch iets met koken te maken? De boeken brengen geen uitkomst, we komen er vast nog wel eens achter. Aan het einde van de dag zijn de scherven ‘op’ en heb ik vier archeologisch complete objecten. Mooi. En nu? Ik wil ze eigenlijk wel aan jullie laten zien.

Een mail van Jan van Daalen brengt me op een idee. De afgelopen jaren zijn we met een klein groepje enkele keren naar het Noorden van het land afgereisd, o.a. naar Friesland waar Jan oorspronkelijk vandaan komt. Al twee keer zijn we dan ook in Groningen naar het atelier en de woning van Henk Helmantel geweest, de fijnschilder. Een prachtige omgeving (zie bijgaande foto’s die nog eens extra worden opgefleurd door Ben en Aad). Zijn stillevens zijn om stil van te worden.

Ik denk aan de laatste keer dat we er waren: dat was nog eens extra bijzonder. Terwijl we op het terras zaten raakten we met de schilder in gesprek en ging het over archeologie. Ben gaf aan dat hij conservator is in Wijchen en dat hij vooral de schilderijen met oud glas zeer mooi vond. Toen we later nog eens rondkeken – de groep was wat verspreid geraakt – riep Helmantel Ben (en enkele anderen uit groep) naar binnen om naar zijn Romeins glas en andere archeologische vondsten te komen kijken. Ik vertel dit uit tweede hand, helaas, helaas, ik was afgedwaald naar de kerk en heb dit alles gemist. Eén ding voor als de pandemie voorbij is: ga er eens kijken, het is een droom.

Om terug te keren naar mijn inspiratie: vanochtend besloot ik een foto te maken in de stijl van Helmantel. De grote meester haal ik natuurlijk nooit, maar het is een mooie aanleiding om er iets van proberen te maken. Maar ja, hoe laat je alles rechtop staan. Ik plunder de keuken. Een grote suikerbus in de voorraadpot, een kleine pot in de andere. De zalfpot en groene schaal blijven gelukkig uit zichzelf staan. Ik zoek een klein bankje. Dan nog een oud gordijn erachter en het begint erop te lijken. Op het niveau van meezingen onder de douche dan. En ik noem het: Hommage aan Kees!

Wat fijn als je zo heerlijk thuis kunt klungelen. Met mooie herinneringen aan momenten samen en mooie vooruitzichten op wat zich nog zal aandienen, in kratten of anderszins. Ik wens jullie allemaal ook veel gemoedsrust en goede momenten. En maar blijven volhouden….

Sans contact

Vreemd dat ik nu pas, nu ik een aantal van jullie alweer heb gesproken, jullie ook weer met een blog onder ogen – of beter gezegd onder woorden – durf te komen. Niet dat ik er de afgelopen tijd niet mee bezig ben geweest: blog-intro’s kwamen, maar gingen ook weer. En een vervolg kwam er nooit. Na Leo’s mooie blog van een paar weken geleden begon het toch ook weer te kriebelen. We zullen eens kijken hoever ik kom.

Met het bestuur hebben we, ook in Coronatijd, verschillende keren vergaderd: eenmaal schriftelijk, eenmaal deels thuis, deels via skype en zowaar de laatste keer samen, op afstand. We hebben plannen gemaakt, problemen geprobeerd op te lossen, veel afspraken gemaakt en weer verzet, zalen geprobeerd te huren en weer afgezegd. En net toen we dachten: die ALV gaat er echt komen, incl. schervenavond, kwamen de nieuwe maatregelen. En toen werd het opeens weer lastig. Kortom: weer uitstel. Het is niet anders.

Bijzonder landschap in de brons- en ijzertijd

In augustus konden we in Bergharen aan de slag, onder leiding van Johan van Kampen. Op zoek naar meer inzicht in de inrichting van dit bijzondere landschap in de brons- en ijzertijd. Het leek me een vredig plekje toen en dat was het voor ons, vrijwilligers, ook nu. Ondanks de hitte, het zand en het vroege opstaan. Even weg van het Corona-heden, ieder in ons eigen zanderige bubbeltje.

In ons eigen zanderige bubbeltje

Wat mij natuurlijk bijzonder aansprak was het mooie aardewerk dat we vonden: de decoraties op o.a. het Kalenderberg-aardewerk waren zó de moeite waard. Op de website heeft Aad van alle dagelijkse bijdragen een mooi logboek gemaakt. Door de grote belangstelling kon ieder maar één of twee keer per week meedoen, maar op de site was de voortgang van dag tot dag te volgen.

Voor de woensdagavondgroep in Nijmegen ontstond een probleem, omdat het depot waar onze werkruimte is gesitueerd op last van de gemeente gesloten bleef. Steeds werd de periode verlengd. En was bijeenkomen niet mogelijk. Het zat mij niet lekker. We moeten toch iets kunnen regelen, zei ik tijdens een bestuursvergadering. En zoals dat altijd gaat wanneer je met een idee komt: dan mag je zelf actie ondernemen. Ik wilde met Kees Brok een afspraak maken, maar besloot eerst eens te overleggen met de depotgroep. Ik had gehoord dat zij AWN-materiaal uit het depot thuis (in de tuin, op afstand) aan het uitwerken waren. En ik wilde wel eens weten hoe dat ging. Dat bezoek bleek een gouden zet.

Juist die week had Ben gezien dat in het depot een grote hoeveelheid materiaal uit een kelder werd omgepakt. Materiaal met één vondstnummer dat nog gesplitst moest worden, maar waarvoor geen mankracht was. Ben stelde voor om Kees te vragen of het splitsen door AWN-ers thuis gedaan kon worden. Kees bleek al tijden een oplossing voor het Pierson-project te zoeken, maar door het beleid was dat onmogelijk. Het leek hem realiseerbaar om met dit keldermateriaal thuis aan de slag te gaan, juist omdat het project administratief niet zo ingewikkeld is, en aansluit op onze ervaringen met het materiaal van de Piersonstraat. Zo kwamen alle draadjes bij elkaar: Kees startte met de organisatie aan zijn kant, Ben vervulde een rol als meedenker en intermediair en binnen een week kon ik al beginnen om AWN-ers van de Piersongroep voor dit nieuwe onderzoek te vragen.

Met de ervaring van Bergharen stelde Aad voor om dan meteen een Whatsapp-groep te beginnen, zodat de communicatielijnen in het vervolg wat korter zouden zijn. In no time werd alles opgezet: wie doet er mee, wie wil in de app-groep, wie kan een groepje herbergen thuis en wie zorgt er voor vervoer. Woensdag 23 september hebben we met enkele mensen het eerste materiaal opgehaald en heeft Kees een toelichting gegeven.

Een toelichting van Kees Brok

De toelichting ging als filmpje de Whatsapp-groep in en zo kreeg iedereen de info uit eerste hand. Inmiddels zijn er (naast de depotgroep) vier thuiswerkgroepen en is Thuiswerkproject Waalkade een feit. En zelfs wie niet meedoet kan de voortgang volgen, via de app en spoedig ook via onze website. Zeker nu het depot de komende tijd nog gesloten blijft is dit een mooie manier om in petit comité toch aan de slag te kunnen.

In petit comité aan de slag: thuiswerkgroep Groesbeek

Zo meteen komt de thuiswerkgroep Groesbeek weer bij elkaar. Dus tijd om dit blog naar een einde te brengen. Ik lees nog eens de vorige aanzetten terug, waaronder mijn reactie op het blog van Leo. Leo, wat een mooi blog heb je geschreven over beleving en historische sensatie. Nog niet zo lang geleden hadden we daar in het bestuur flinke discussies over. Harry maakte een opmerking over beleving. Dat we die nodig hadden bij onze jubileumviering en in de tentoonstelling. Jij gaf toen flink repliek. Is beleving niet vorm zonder inhoud? Heeft beleving wel waarde als die niet intrinsiek is? Ik dacht, en denk, dat beleving wel degelijk kan samengaan met inhoud. En dat beleving bij mensen die niet vanzelfsprekend met een bepaald gedachtengoed in aanraking komen een brug kan slaan naar kennisverdieping. Jij bent de natuurlijke romanticus die door objecten of teksten uit het verleden intrinsiek geraakt wordt. Bij andere mensen moet je die emotie misschien een handje helpen om ze toch deelgenoot te kunnen maken van een waardevol verhaal. Wellicht dat je blog me juist door de herkenning zo aansprak. Ik hoef maar een scherf te zien en kan me verbeelden hoe iemand daar met veel zorg en aandacht een decoratie in aanbracht. En dan weer net anders dan de buurvrouw. Zoals alle verschillende decoraties op het Kalenderberg-aardewerk in Bergharen. Iedere scherf een plaatje.

Iedere scherf een plaatje Kalenderberg-aardewerk in Bergharen

Dat het verleden mensen aanspreekt en emoties oproept bleek ook daar. De twee publieksmiddagen hadden over belangstelling zeker niet te klagen.

In juni was ik een poosje in Frankrijk. Toen al schreef ik de kopregel die nu boven dit blog staat. Net als hier werd daar contactloos betalen gepromoot. Maar in een land waar het uitschrijven van een cheque recent nog de norm was gaat dat niet helemaal vlekkeloos. Zo wilde ik bij de Emmaus kringloopwinkel een bordje betalen. Er zit daar altijd een mevrouw achter de kassa die geen t-shirt met BLM nodig heeft om uit te stralen dat Black Lives Matter. Sans contact? vroeg ze, toen ik mijn pasje pakte. Toen ik ja knikte gebaarde ze me dat ik het aan mocht reiken, waarop zij het tegen het apparaat hield. Gedwee volgde ik haar aanwijzing maar op. Geen discussie mogelijk, voelde ik. Zoveel maakte het niet uit: alle handen werden bij aankomst rijkelijk besproeid met desinfectie, gebrouwen uit gedoneerde restjes sterke drank, zo leek het. Thuis rook ik nog alsof ik een roes had uitgeslapen op de grond van het plaatselijke Café des Arts.

Ik heb de kopregel van dat oude blog laten staan, ik vond het wel mooi: sans contact maar toch niet helemaal contactloos. Laten we elkaar op de hoogte houden via de thuisgroepen, de site, Facebook en Whatsapp.
Gegroet en blijf gezond!

Luizenmoeder

Afgelopen week is de expositie in Grave ontmanteld. Woensdag om 10 uur precies openden Jan en Albert uit Gennep de stoet ‘ophalers’. Jan heeft nog een prachtig verhaal over zijn noppenroemer (waarmee hij overigens onlangs nog de krant haalde, met vermelding van de expo in Grave). Nadat hij in 1986 de scherven heeft gevonden, durft hij wel de meer eenvoudige glazen in elkaar te lijmen, maar aarzelt hij om aan de roemer te beginnen. Het lijkt hem beter om er eerst mee naar een deskundige te gaan.
Zo komt hij terecht bij Frides Lameris en zijn dochter Kitty. Kitty is net afgestudeerd op roemers en vader Frides wil zijn dochter testen. Op een van de scherven staat de datum van de roemer gegraveerd. Deze scherf haalt hij tussen de andere uit en houdt hem achter. Vervolgens legt hij de overige scherven aan zijn dochter voor. Kitty dateert de roemer tussen 1646 en 1648. Daarna haalt vader de ontbrekende scherf tevoorschijn: 1647. Dochter geslaagd! Jan laat de eerder door hem geplakte glazen zien: en ook hij is geslaagd: ze vinden dat hij de noppenroemer op dezelfde manier kan plakken. Zo gezegd en iets minder snel gedaan: zeker één van de blikvangers op onze tentoonstelling.

John Jansen komt het materiaal van Oss, Ravenstein en Deest ophalen. Mergor in Mosam haalt het prachtige Romeinse schoeisel. De conditie is goed gebleven tijdens de expositie, maar de schoenen gaan nu eerst weer een aantal maanden in het water, om vervolgens opnieuw geconserveerd te worden. Dan kunnen ze weer tien jaar mee. Cor Nijenhuis verzamelt de spullen uit Huissen. Het prachtige kinderlaarsje wordt in een speciaal kistje geschroefd voor transport. Ook Martien maakt zijn vitrine leeg en het lijk (uit Escharen) gaat weer in de kast.

Woensdagavond kunnen we veel materiaal meteen weer in de werkruimte en in het depot terugbrengen. Ben heeft het materiaal meegenomen dat retour moet gaat naar het Valkhofmuseum, Museum Kasteel Wijchen en de Wim Tuijn-collectie. Met Bas en Aad vervoer ik de spullen van Kelfkensbos en Pierson. Kees zoekt plaats in het depot. Mooi op tijd, want de Pierson-groep is bijna klaar met de inventarisatieronde!

Donderdag wordt de WW2-vitrine ontruimd. Roeland neemt het vitrinebordje mee als herinnering. Het bureautje ‘van Wim’ dat ik vlak voor de expositie bij de kringloop had gekocht gaat mee terug naar huis. Ik vond het al leuk maar het heeft een extra dimensie nu het een tijdje de spullen van Wim heeft gehuisvest. Aad en Marcel brengen het ‘WW2-roest’ terug naar Bureau Archeologie. Ook alle foto’s, posters en borden krijgen daar een plaats. Zo kunnen we het hergebruiken: als wanddecoratie in onze werkruimte en als informatie wanneer we ergens een kraam of infostand hebben.

Archeologie van de

Als laatste halen Marijke en ik de letters van de wanden… en dan herinnert niets meer aan onze activiteiten in het Graafs Museum. Over een paar weken opent de nieuwe expositie: van het gilde in Grave. Gaat dat zien!
Na gedane zaken filosoferen we bij koffie en appeltaart (van Ben) alweer over een nieuwe expositie, over vijf jaar. Want ja, die zijn zó om.

Mijn blog is trouwens ook alweer bijna om. Terwijl ik nog wel wilde schrijven over de uitleg die Peter van de Broeke bij ons hield over prehistorisch aardewerk en de kenmerken daarvan. Ik had een deja vu-ervaring toen Peter ons na afloop een grote hoeveelheid scherven liet zien en daarbij een aantal opdrachten gaf. Wim Tuijn kon je ook zo verwachtingsvol aankijken als hij iets had uitgelegd en hoopte dat je het goede antwoord zou geven. Peter heeft diezelfde blik. Ik hoop dat hij nog vaak terugkomt. Na zo lang bezig te zijn geweest met middeleeuws- en nieuwe tijd-materiaal is het fijn om weer eens die grove brokken in handen te hebben.

prehistorisch aardewerk

Peter vertelde dat het zeer aannemelijk is dat dit aardewerk door vrouwen werd gemaakt. Best logisch eigenlijk: zij waren het die kookten, die precies wisten wat ze nodig hadden, en die voor de bereiding van eten toch al met vuur in de weer waren.

Ik kan me er alles bij voorstellen hoe moeders die vaardigheden op hun dochters overbrachten. ‘Kom Imma, goed kneden, alle lucht moet uit de klei.’ ‘Ja, maar mam, ik wil met Idis spelen.’ ’Eerst dat potje afmaken, en dan mag je weg. En blijf met die kleihanden uit je haren.’ ’Ja, maar mam, ik heb jeuk.’ ’Dat krijg je ervan als je met Idis speelt. Ik haal de kam en dan maken we eerst vlechten voor je gaat. En dat potje maak je ook af.’
En dat je dan als luizenmoeder eerst een uur bezig bent om die verrekte beesten uit je dochters klitten te halen. En dat die er dan natuurlijk gauw tussenuit knijpt voordat ze haar potje heeft afgemaakt. En dat je dan als moeder denkt, weet je wat, die kam erin en toedeledoki. En dan krijg je dit…

 luizenkamgevonden bij een dassenburcht

Nou ja, mijn fantasie gaat met me op de loop. De getoonde luizenkam is trouwens Romeins en komt uit de Maas bij Cuijk (via Mergor in Mosam op onze expositie). De getoonde scherven zijn wel prehistorisch (ijzertijd) en recentelijk door Rob de Loos gevonden bij een dassenburcht. Eruit geworpen door vader das bij het graven van een riant aanleunhol voor zijn schoonmoeder…sorry.
Deze vondst zal overigens nog beschreven worden.

Onder Ons

‘Ga je nog een blog schrijven?’, vraagt Aad, voorzichtig, woensdagavond. ‘Ik heb twee halfgare blogs liggen, Aad, maar ja, druk, druk, druk!’ Eerder die avond heb ik overlegd met de WW2-archeologen over hun nieuwe boek en met Ben over het afbreken van de tentoonstelling. Geprobeerd het aantal overgebleven jubileumboeken vast te stellen in verband met de jaarrekening en Fred gevraagd naar de contactpersoon van de museumwinkel van het Valkhof. Nu Maria van Gelder weg is willen ze daar misschien ons boek alsnog verkopen. Gelukkig nog tijd om een paar Piersondozen van twee weken terug van de juiste foto te voorzien. Maar te weinig ‘input’ – toepasselijk woord – om er een blog aan te wijden.

Ik moet denken aan mijn vader. Hij was mijn hele jeugd penningmeester van de lokale hengelsportvereniging. Hoe anders was dat in een tijd dat ‘digitaal’ nog niet bestond. En dat met bijna 2000 leden! De vereniging had ‘bodes’ die de ‘convocaties’ rond brachten voor vergaderingen. Zij brachten ook de lidmaatschapskaarten bij de leden om de contributie te ‘beuren’. Pa rekende met hen af en alle overgebleven kaarten stonden bij ons thuis in het kantoor.

Het kantoor was een kamertje naast de voordeur. Mijn vader deed daar de administratie van zijn bedrijf en van de visclub, mijn moeder typte er facturen en naaide er onze kleren. Het zachtboard plafond toonde een voortdurend wisselende landkaart van bruine vlekken, want het bad lekte blijkbaar nooit genoeg om mijn vader tot reparatie aan te zetten. In het kantoor kwam ook het clubbestuur bijeen, en de kascommissie, en hier haalden de leden hun lidmaatschapskaarten op als ze de bode gemist hadden.

Dan ging er geen maaltijd voorbij zonder dat iemand z’n kaart kwam afhalen. Als de bel ging keken we elkaar aan: wie heeft er zo dadelijk koud eten? Meestal mijn zus of ik, want pa stond nooit op. Zo was de visclub onderdeel van ons leven. Op zondag gingen we vaak naar boeren in de omgeving. De vereniging pachtte van hen viswater voor de leden en pa’s taak was het om dat handje contantje af te rekenen. De bezoeken bij boer Biesters in Dreumel waren heel apart en ben ik nooit vergeten. Wie schetste mijn verbazing toen er twee jaar geleden een boek over hem en zijn familie verscheen onder de titel “Ongemakkelijke mensen”. Die sfeer, dat vreemde: hun kleindochter Elly Biesters wist het als geen ander te beschrijven. Lezen!

Pa ging graag vissen, liefst in het IJsselmeer. Dan reed hij er de avond van te voren heen, sliep in de auto (onze gouden koets, een stationcar waar precies een matras in paste) en stond bij het ochtendgloren aan het water. Even een dagje ertussenuit om te ontspannen. Even zo ontspannen ging ik dinsdag in Amersfoort plakken met Rianet en vergat spontaan de vergadering van het Romeinennetwerk waar ik Mirjam zou vervangen. Dat was pa toch nooit gebeurd! Ik schaam me wel een beetje. Ik ben nog niet zo één met de functie als hij.

Al doende gaat de tijd snel. Deze week gaan we onze mooie tentoonstelling alweer afbreken. Afgelopen week nog een laatste keer – met de familie – naar Grave. Ook de volgende generatie is erbij. Bij hen is ‘mijn club’ geen onderdeel van hun leven, maar de belangstelling voor het verleden wel. Bij de doos met Piersonscherven die ik openmaak roepen ze spontaan dat ze dat ook wel zouden willen puzzelen. Maar een blik op de foto van onze groep ‘er zijn alleen maar oude mensen’ tempert het enthousiasme.

Weer denk ik aan de club van pa, die als naam droeg: Onder Ons. Want onder ons, hoe gezellig ook, is misschien wel het probleem van onze club. Teveel onder elkaar en te weinig nieuwe neuzen. Geen activiteiten voor de jeugd of voor jong volwassenen. Daar moeten we toch nog eens over brainstormen en kijken hoe we dat actiever kunnen veranderen. Op zoek naar nieuwe neuzen, vers bloed, aspiranten. Belangrijk voor de toekomst van de club. Weer een schone taak erbij!

toen je natuurlijk nog ging vissen met colbert en stropdas...

Net na de oorlog: toen je natuurlijk nog ging vissen met colbert en stropdas…

-+=
Google Translate
Top