Colonia Narbo Martius

Ik ben terug in Frankrijk. De regent tikt zachtjes op het schaduwdoek. Net als gister. Jammer? Valt mee. Vooral een mooie gelegenheid om het nieuwe museum Narbo Via te gaan bekijken in Narbonne. Na een blik op de website beslist de man (M) me te vergezellen. Samen op naar Narbonne dus.

Eerst maar even iets over Narbonne in de oudheid. Want Narbonne is niet zomaar een stad met een Romeins verleden. Het is de eerste Romeinse kolonie in Gallië. Ontstaan omdat de Griekse kolonie Massilia (Marseille) in 125 v. C. hulp van de Romeinse bondgenoten vroeg tegen een aantal Gallische volkeren. Twee generaals, Gnaeus Domitius Ahenobarbus en Quintus Fabius Maximus, onderwierpen binnen een paar jaar de Gallische volkeren van Zuid-Gallië tot aan de Pyreneeën. De Via Domitia, die in deze tijd ontstaat, gaat dwars door dit gebied de verbinding vormen tussen Italië en Spanje. Om hun positie te consolideren stichten de Romeinen in 118 v. C. met ongeveer 2000 mensen de Colonia Narbo Martius, strategisch gelegen aan de Middellandse zee en de Via Domitia. Zo kunnen de handelsroutes gecontroleerd worden, de natuurlijke bronnen in het achterland beheerd en land gedistribueerd aan Romeinse burgers.

Wil je hier iets meer over weten, kijk dan eens naar de prachtige Arte-documentaire waarmee ik afsluit, aanbevolen door Paul. Deze reportage maakt duidelijk dat Narbonne veel grootser en belangrijker was dan je wellicht zou verwachten: ‘Narbonne, das zweite Rom’. In deze documentaire ook aandacht voor het nieuwe museum en voor twee andere Romeinse musea in de regio. Ten eerste het Horreum (ondergrondse opslagruimten) in Narbonne, waar ik decennia geleden al eens met de kinderen ben geweest (herhaling staat gepland). En het uitstekende museum Amphoralis in Sallèles, dat ik in de zomer van 2019 in de blog Veng heb besproken.

Okay, maar dan nu het museum. Het pand ziet er van buiten strak uit. Typisch moderne Franse vormgeving: staal en steen, met een garrigue-achtige tuin eromheen van planten die ook zonder water vooruit kunnen. Wat op de foto hout leek, blijken betonnen muren te zijn die in aardetinten (van oker tot terracotta) zijn gespoten. De opbouw met een suggestie van lagen geeft het beton een warme uitstraling.

Ook de entree valt meteen op met een ‘Romeinse’ deur en een atrium. Na het scannen van de pass sanitaire, een alleraardigste ontvangst door twee dames die ook onze regenjassen in ontvangst nemen en het scannen van de entreekaarten lopen we meteen tegen een muur op. En wat voor een muur!

Overweldigend is het woord dat in me opkomt. In een groter dan grote stelling, langer dan ons hele Nijmeegse depot, zo schat ik, staat een uitstalling van Romeins bewerkt bouwmateriaal die in z’n eenvoud fantastisch is. ‘More is more’ in dit geval. Het past in de huidige museumtrend om materiaal in het depot toegankelijk te maken, en dit is dan de overtreffende trap. Op de wandelpromenade staan twee informatiezuilen met ieder twee interactieve beeldschermen. Hier kun je een bouwelement uit de muur uitkiezen en aanklikken, waarna er in drie talen informatie verschijnt. Ook is het betreffende element in 3D in beeld gebracht: je kunt het van alle kanten bekijken.

Vervolgens kun je zien van wat voor soort bouwwerk het deel uitmaakte en waar het dan zat in dat gebouw. Dat maakt het zoveel interessanter voor de kijker. Nog niet alle elementen zijn ingevoerd, maar het is een prima voorbeeld van hoe digitale informatie een tentoonstelling rijker en duidelijker kan maken. Geen gesleep met tablets, geen ingewikkelde menu’s, veel extra informatie en iedereen kan meekijken. Je ziet bij elkaar wat er kan.

En dat is het dan nog niet, wat die muur betreft. Als je verder kijkt dan wat je ziet (daar is M goed in) dan vallen er meer dingen op: vanaf het wandelniveau kun je op verschillende plekken afdalen naar het onderste niveau, zodat je de bouwblokken van dichtbij kunt bekijken. De trappen zijn opgebouwd als in een Romeins theater, dus er is langs de hele muur ruimte om even te gaan zitten en het in je op te nemen (en ja, er is een rolstoellift).

Intussen roept M me naar een blok marmer. ‘Kijk eens naar die P. Hoe prachtig. Zie je hoe de ronding aan de onderkant net niet aansluit op de stok?’ En bij een ander stuk: ‘En hier, zie hoe mooi het is uitgevuld…’ Dit heeft de ontwerper van de muur ongetwijfeld bedacht. Een mega wow-moment als je binnenkomt, maar met alle mogelijkheden voor mini wow-momenten voor wie verder wil kijken. En dan gaan we meteen weer terug naar mega. Want opeens horen we een zacht mechanisch geluid. Er beweegt iets in de muur. Oh, en kijk, achter de voorste stelling is nog een tweede stelling. En ertussen zit een volautomatische, op afstand bestuurbare hefconstructie die de elementen kan ophalen, terugzetten en verplaatsen.

Let op bewegende beelden:

Een gebeuren op zich dat de aandacht van de bezoeker trekt. En steeds als je in het museum komt zal de opstelling anders zijn en kun je andere elementen van dichtbij bekijken. Het geheel speelt in op de beleving, ook al zo’n sleutelwoord in eigentijds expositieland. Maar deze beleving is tegelijk ook functioneel en dat maakt het bijzonder.

Aan het eind van de promenade slaan we de hoek om naar de permanente opstelling. Hier gaan we van ‘more is more’ naar ‘less is more’. Eenvoudige uitleg. Deels digitaal, deels via muurborden, deels via de bordjes bij de voorwerpen. En ja, eerste puntje van kritiek, die kleine bordjes zitten helaas weer op deurkrukhoogte. Maar verder is het overzichtelijk, ruim, groots maar eenvoudig. M kijkt naar alle constructies die nodig zijn om enorme bouwelementen op hun plaats te houden. Ik kijk naar digitale projecties die op een simpele manier heel veel uitleg bieden. Over het landschap en de plaats van Narbonne daarin. Over een groot Romeins huis dat in Narbonne is gevonden, de indeling ervan en wat er binnen te zien was, van mozaïekvloer tot wandschildering, van voorouderbeelden tot persoonlijke verzorging. De tentoonstelling van artefacten en de digitale uitleg erbij zijn goed in balans.

Een beeldscherm toont een recente opgraving. Een dijk langs de Romeinse bedding van de rivier de Aude blijkt vol te zitten met Romeins bouwmateriaal. De dijk is in de 4e of 5e eeuw ooit doorgebroken en de bewoners hebben alles wat op dat moment voorhanden was gebruikt om het gat te dichten. De opgraving van de dijk is van boven af gefotografeerd en de beelden zijn zo over elkaar gelegd dat je laag voor laag ziet wat er tevoorschijn komt. De bonus komt halverwege: er blijkt een compleet houten schip van 12 meter lang te zijn gebruikt om het gat te dichten. En ook het schip is weer vol bouwelementen. Het is prachtig om de opeenvolgende fasen van de opgraving zo helder te kunnen zien.

Er zijn veel highlights, maar het is vooral een solide en met zorg samengesteld verhaal. Het klopt. Inhoudelijk is het een mooi afgerond verhaal. En voor de vormgeving geldt hetzelfde. Alles past en vult elkaar aan. En de ruimtes zelf voelen ook lekker, realiseren we ons opeens. Het is niet te koud en niet te warm en er is duidelijk iets gedaan aan de akoestiek: tussen al die harde materialen is er toch geen galm te horen.

Als we terugkomen op de wandelpromenade zien we dat er gewerkt wordt aan een nieuwe expositie. Dit is waarschijnlijk de tijdelijke expositieruimte, waarvan op de website wordt gesproken. Een fijne aanleiding om hier snel nog eens terug te komen. En mijn sneak peek laat zien hoeveel mensen er nodig zijn om één kapiteel voorzichtig op z’n plaats te krijgen.

Op de terugweg lopen we nog even de stad in. Langs het aartsbisschoppelijk paleis en de Romeinse weg die deels zichtbaar is gemaakt. Geen verrassingen hier, maar lekker om er eens rond te lopen als het niet zo warm is.

En grappig om te zien dat het Romeinse verleden hier bijna onverschillig onderdeel uitmaakt van de omgeving. Hoe meer er is, hoe minder bijzonder het blijkbaar voelt. Hadden we dat gevoel in Nijmegen maar…

Nog even de links:
De website van het museum Narbo Via.
De documentaire:


Geplaatst

in

door

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *