Een rooie duit

De afgelopen maand is omgevlogen. Maart en april staan altijd in het teken van de Jaarrekening en het Jaarverslag. We leggen als afdelingsbestuur verantwoording af aan onze leden over onze inkomsten en uitgaven. En we leggen verslag van onze activiteiten in het afgelopen jaar. Wim Tuijn, de oprichter van onze afdeling, was daar altijd zeer strikt in: wie schrijft die blijft. Iedere opgraving, iedere vondst moet beschreven worden, want een beschreven vondst heeft (toekomst)waarde. Toch merk ik dat ons jaarverslag zich in de loop der jaren langzaam wijzigt. In vorm en kleur natuurlijk, maar ook qua inhoud. Vroeger waren het voornamelijk beschrijvingen van individuele of gezamenlijke vondsten. In die tijd werd er nog volop door amateurs gegraven, toen je daarvoor nog geen bevoegdheid nodig had. Ook kon de gegenereerde informatie nog niet in een landelijk systeem worden opgeslagen. Nu is er meer aandacht voor het sociale aspect, voor de gezamenlijke beleving van de archeologie. Toevalsvondsten kun je bij het RCE melden en laten registreren, een artikel in een jaarverslag is dan niet altijd nodig om de informatie voor de eeuwigheid te bewaren.

Jaarverslag 2012

Toch blijven artikelen van alle leden welkom, want wie leest er nu niet graag over vondsten uit de eigen omgeving? Een mooi moment om jullie, als lezer, op te roepen om over een eigen of verwerkte vondst eens een beschrijving te maken voor het komende jaarverslag. Het is een mooie oefening in determinatie en het gebruik van bronnen. En we hebben voldoende deskundigen in onze afdeling om je verhaal aan voor te leggen als je wat feedback wilt voor je het publiceert.

Mijn eigen eerste bijdrage aan een jaarverslag (in 2004) ging over een spinklosje dat mijn broer ooit in zijn tuin vond. Ik kwam het klosje toevallig laatst weer tegen. Ik had er een spil in gemaakt, zodat ik wat experimentele archeologie kon plegen, want ja, hoe werkt zo’n ding. We zijn vaak goed in determineren, maar minder goed in hoe voorwerpen daadwerkelijk gebruikt werden in het verleden. Dit filmpje geeft je een idee hoe het spinnen met een klosje in zijn werk ging.

Het klosje werkte maar was duidelijk bedoeld om alleen dunne draden te spinnen: hoe kleiner het klosje, hoe dunner de draad noodzakelijkerwijs wordt. Een klein klosje heeft niet genoeg power om efficiënt een dikke draad te maken. Een tijd lang ben ik daarna bezig geweest met de spinklosjes van Museum Kasteel Wijchen. Ik wilde eigenlijk kijken of er bewijs te vinden was voor de theorie dat je voor verschillend te spinnen materiaal, bijvoorbeeld linnen of wol, een ander formaat spinklosje nodig hebt. Het leven kwam helaas tussenbeide: mijn project is nooit afgerond. Maar mijn verhaal in het jaarverslag is hier nog steeds te lezen. Zoals alle verhalen uit alle oude jaarverslagen overigens: Aad heeft een prachtige index op vindplaats gemaakt. Met die index kun je gericht kijken naar wat er op een bepaalde plaats door de AWN is onderzocht of gevonden.

Onlangs heb ik eindelijk een muntje kunnen identificeren waar ik al twee weken mee rondloop. Goed voor het inslapen is het wel: op internet heb ik duizenden afbeeldingen van muntjes de revue laten passeren, zonder dat ik tot identificatie kwam: dan was ik intussen alweer in slaap gevallen. Een goed alternatief voor schaapjes tellen. Al is het wat Dagobert Duckerig: munten tellen ;-). Ik vond dit heftig versleten muntje tijdens een van mijn mudlark-sessies. Langs de Rijn, in de buurt van Rees. Ik ging er aanvankelijk vanuit dat het wel een Duits muntje zou zijn, stroomafwaarts gevonden van waar ie oorspronkelijk vandaan kwam. Dat het iets was als een Duit (en ik leerde van Kees Brok dat dat in Duitsland waarschijnlijk een Taler was) werd al snel duidelijk: het is een roodkoperen munt met een groene verkleuring. Bij navraag op onze woensdag clubavond bleek er niet echt een muntjesspecialist onder de aanwezigen te zijn. Men meende een datering van 1587 te zien boven een tekst. Maar duiten hebben de datering bijna altijd onder de tekst. En als ik de munt omdraaide leek er 1887 te staan, onder de tekst, maar in 1887 had je al geen duiten meer. Een raadsel, kortom.
Tekenen dus maar, dat ding. Ik leek een I te zien, en een N. Clivia misschien, van Kleve? Helaas, nee dus. Ik zal jullie eerst even (het restant van) mijn muntje laten zien:

En gisteravond was het dan opeens raak: het is een koperen Duit uit Stevensweert. Op de website Nederlandsemunten.nl leer ik dat er helemaal geen jaartal op staat. Er blijkt SST te staan met daaronder INSU LA. (Sancti Stephani Insula). En op de andere zijde staat het gekroonde wapen van Bergh. Nu ik weet wat het is, kan ik meer informatie zoeken. Stevensweert ligt op een soort eiland tussen twee Maasarmen, ten zuidwesten van Roermond, tegen de Belgische grens. In het begin van de 15e eeuw wordt hier een kasteel neergezet door de graven van den Bergh en krijgen zij de heerlijkheid Stevensweert in hun bezit.

Op duiten.nl lees ik dat er twee muntperioden zijn geweest. Twee broers van het bekende geslacht Van den Bergh kiezen in de Tachtigjarige oorlog voor verschillende kanten. (Ik moet meteen weer aan mijn opa en zijn tweelingbroer denken.) Willem kiest de zijde van Willem van Oranje. En Frederik kiest voor de Spanjaarden. Als de Spanjaarden winnen krijgt Frederik via de Spanjaarden in 1568 Stevensweert (en Hedel en Boxmeer) in zijn bezit, bezittingen die eerder van Willem zijn geweest. Frederik opent in Stevensweert een soort dependance van het munthuis in Hedel. Dit is de eerste muntperiode.

In 1592 sterft Frederik ongehuwd. Maar hij heeft zich na de dood van zijn broer Willem (1586) verzoend met diens weduwe en kinderen, die van hem erven.
Bij een boedelscheiding in 1598 onder de kinderen van graaf Willem krijgt de achtste zoon, Hendrik, de heerlijkheid Stevensweert. Hij heropent ca. 1616 de Stevensweertse munt om er allerlei imitaties te gaan slaan. Dit is het begin van de tweede muntperiode. Nog voor zijn dood geeft hij aan zijn zoon Herman Frederik de heerlijkheid Stevensweert en in 1626 ook het muntrecht.

Hendrik van den Bergh is dan nog in dienst van de Spanjaarden: hij is zelfs opperbevelhebber van het Spaanse leger in de Nederlanden. Hij is uitermate belangrijk in de strijd om vestingen als Gulik, Breda, ’s-Hertogenbosch, Wezel en Goch. Zijn tegenstanders binnen het leger proberen hem verdacht te maken, tegen deze achtergrond moet je zijn aandeel in een samenzwering zien tegen de Spanjaarden: in 1632 pleegt hij verraad en loopt over naar Staatse zijde. De Spanjaarden veroordelen hem bij verstek ter dood en zijn goederen worden geconfisqueerd. Stevensweert is dan in Staatse handen maar de munt wordt voor altijd gesloten.

Een mooi exemplaar van de munt zoals deze is te zien is op duiten.nl.

Door alle genoemde verwikkelingen is de munt goed te dateren: hij komt uit de tweede muntperiode: tussen 1628 en 1632. De tekst SST INSU LA betekent Sint Stephanus eiland en verwijst naar Stevensbeek als eiland in de Maas. Om de tekst staan een tulpenkrans. Op de achterkant het wapen van Bergh met klauwende leeuw. De rand van het schild is versierd met kleine of grote bollen (bezanten). Van de munt zijn vele varianten gevonden. Ik lees dat dit soort duit bedrieglijk veel lijkt op de duiten uit Overijssel en dat dat niet toevallig was. Door de Staten-Generaal wordt gewaarschuwd tegen de munten uit Stevensweert. Maar waarom, dat staat er niet bij. Dus dat roept meteen weer allemaal vragen op. Werd er in Stevensbeek gesjoemeld met het muntgewicht? Of had een Overijsselse duit standaard een hoger gewicht? En als je muntrecht had, dan was jouw munt toch wel een officieel betaalmiddel? Of was het een imitatiemunt die helemaal geen waarde had? Wie het kan uitleggen: vertel!

Al met al dus geen door de Rijn stroomafwaarts meegenomen munt. Hoe hij in Rees is terechtgekomen? Wellicht al in de Tachtigjarige oorlog toen men onder Hendrik van den Bergh Wezel en Goch ging belegeren, misschien was het soldij… zwaar gehavend is hij in ieder geval wel. Maar ik ben blij met mijn eerste op het oog gevonden muntje. Bijna 400 jaar oud. Een mooie beloning na de officiële afsluiting van ons archeologische jaar!

P.S. Een kijktip. Het aardige programma Dwars door de Lage Landen, waarin drie Belgen wandelend hun weg zoeken, komt in de aflevering van dinsdagavond a.s. door Groesbeek en besteedt aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. In deze aflevering vertelt mijn voormalige buurvrouw Nelly Kerkhoff – van Raay (die ik in mijn blog regelmatig heb aangehaald) over haar herinneringen aan de oorlog. VPRO, NPO2, 20.25 uur.


Geplaatst

in

door

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *