HerinnerDing

Ik pak net mijn tas als ik de telefoon erin hoor rinkelen. Bas. ‘Ik heb goed nieuws!’, hoor ik zijn enthousiaste stem. ‘Jona Lendering komt op 20 juni een lezing geven.’ Dat is inderdaad heel goed nieuws. In de aanloop naar ons symposium, met vijf sprekers, werd de spoeling voor de rest van het jaar een beetje dun. Maar Lendering, die helaas verhinderd was voor het symposium, kan in juni wel komen. Top! Ik baal wel een beetje, want hoe leuk ook voor jullie, zelf kan ik er niet bij zijn. Vakantie. Luxeprobleem. Wil je alvast iets lezen van Jona Lendering, dan raad ik je graag zijn dagelijkse (ja, dat is nog eens schrijven) blog aan, genaamd Mainzerbeobachter.

Na dit goede begin van de dag stop ik de telefoon terug in de tas en vervolg ik mijn weg richting auto. Ik had bedacht dat voor de inrichting van de expositie in het Besiendershuis een bezoekje aan het Openluchtmuseum misschien inspirerend zou kunnen werken. M heeft geen bezwaar tegen een dagje rondsjouwen in mooi weer, mits gelardeerd met enig terraswerk. Ik realiseer me dat ik al heel lang niet in dit museum ben geweest. Tien, vijftien jaar? Het entreegebouw met historische schoonmetselwerkpatronen komt mij niet bekend voor, maar ziet er mooi en uitnodigend uit. En de plattegrond toont dat er heel veel is bijgekomen. Maar in het oude deel is voor mijn gevoel weinig veranderd. Of is het nog mooier, nog idyllischer geworden? Sommige boerderijen staan hier al vele decennia, lees ik op de bordjes. Als ze niet verhuisd zouden zijn was er waarschijnlijk niets van overgebleven. Het ‘reservaat’ heeft ze voor uitsterven behoed.

Een nieuw deel, dat Bosrand heet, toont een vakantiehuisje uit Warnsveld, en vertelt op een heel bijzondere manier de geschiedenis van de bewoners in de Tweede Wereldoorlog. Bij de ingang pak je een voorwerp afkomstig van een van de bewoners – een zogenaamd HerinnerDing – en afhankelijk van de oorspronkelijke eigenaar hoor je een verhaal, op het moment dat jij het in werking stelt. Ik neem de teddybeer mee en hoor – in vijf delen – per kamer het verhaal van het zoontje des huizes. De werkelijkheid, de audio-uitleg en de visuele informatie via beeldschermen en projectie komen hier heel mooi bij elkaar en vormen werkelijk een eenheid. Ze vechten niet om je aandacht, je kunt zelf het moment van afspelen bepalen en alle info samen geeft een indringend beeld van wat zich er heeft afgespeeld. Een geweldige manier van storytelling.

Als we buitenkomen valt onze blik op een heel ander object. Hilarisch is de Pemberton stacaravan uit de late jaren zestig met bruin schrootjesinterieur. Echt een verschrikkelijk ding met een terras van grindtegels, groen plastic stoelen, zinken vuilnisbak en een vergeten biertap als tuinornament. Maar ook dat verbeeldt een vergane tijd prachtig.

Terug naar de wat oudere panden: de boerderijtjes uit de 17e en 18e eeuw. Helaas zijn de meeste interieurs gevuld met objecten van later datum, zo tussen 1880 en 1930. Eigenlijk net te laat voor een beeld van het dagelijks leven van onze Waalkadebewoners. Toch levert goed kijken wel iets op, vooral daar waar de bewoners wat minder rijk zijn of waar het huis een wat minder uitgesproken stijl heeft (geen Staphorst of Marken of Zaanse Schans).

Opvallend is dat bijna iedere wanddecoratie een religieus tintje heeft of – beter gezegd – uitgesproken religieus is. Ik zie op tafel veel Regout aardewerk, al dan niet gedecoreerd. Maar weer heel weinig van het grovere aardewerk, zoals ‘onze’ Rijnlands aardewerk schalen en borden. In een kelder wel veel grote vaten voor het inmaken van groente en het bewaren van voorraden. Manden met uien en penen staan er volop. En soms hangt er- in de wat minder vegan huishoudens 😉 – bij de haard een konijn te besterven. Vogelkooitjes, snotneuzen (olielamp) en stoven zie ik in veel huizen, ook in de wat minder rijke. En, zoals gezegd, ook een kruisbeeld ontbreekt zelden. Dat alles vormt de standaardinrichting. Misschien kunnen we straks onderscheid laten zien tussen de wat rijkere en de wat armere bewoners van de huizen waarvan we de beerputten hebben onderzocht. Ik maak veel foto’s om het geheugen een beetje te helpen.

Als we voor de lunch op een terras zitten valt ons oog op twee stadspanden die wat los van de andere huizen staan. Hoe meer we kijken hoe meer details we zien. Het ene huis is een postkantoor, en oh, het moet de kade bij een gracht verbeelden, met een metalen leuning. Er staat een oude Daf voor, en een groentekar. En dan zie ik ook een reclamezuil en een brievenbus, kortom, een heel straatbeeld komt tot leven. Als we na de lunch van dichtbij poolshoogte gaan nemen blijken de panden uit de Westerstraat in Amsterdam te komen. Via de Pottenbakkersgang tussen de twee huizen kwam en kom je bij de laatste krotten en sloppen die in 2001 in de Jordaan gesloopt zijn.

Foto: Wikipedia

De infopanelen vertellen dat er voorafgaand aan de sloop veel onderzoek is gedaan naar deze woningen en hun bewoners, zowel ter plekke als in de archieven. Ook is er aan Oral History gedaan. En na de sloop heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. En dan wordt weer eens duidelijk waar ik zelf ook steeds tegenaan loop en wat hier letterlijk op een infopaneel staat: hoe armer de mensen zijn, hoe zeldzamer zijn hun sporen. Niet dat onze ‘sloebers’ zo extreem arm zijn als in de Amsterdamse Pottenbakkersgas. De meesten hadden een beroep of toch in ieder geval werk. Maar er is heel weinig van hun leven ‘in beeld’.

Inmiddels is het vrijdag en staat er weer iets heel anders op het programma: meedenken met de gemeente Nijmegen over de ‘Visualisatievisie’. In drie workshops ‘Verleden verbeeld’ wordt er gesproken over het erfgoedbeleid en waar dat heen moet. Bij de Visualisatievisie staan vragen centraal als: moeten we iets visualiseren in de gemeente, en zo ja, wat dan? Hoe moet dat? Met tijdelijke aandacht (zoals een festival) of met een permanente verwijzing. En als het permanent is, moet je dan een reconstructie maken, alleen een (visuele) verwijzing, of moet het een kunstwerk zijn? Moet je dat dan fysiek doen of kan het ook virtueel? Moet je er veel verhaal (inhoud) bij vertellen of moet het beeld voor zich spreken? Na twee inleidende sprekers (een over het festival Glow in Eindhoven, en een van de landschapsarchitect Okra uit Utrecht) dus tijdelijk versus permanent, gaan we in kleine groepjes aan de slag, steeds twee groepjes met eenzelfde vraag, in de hoop dat er interessante tegenstellingen uitkomen.

Zelf ben ik sterk voor permanent, maar niet star. Als je een goede basis hebt, kun je er steeds op een andere manier aandacht voor of mee vragen. Met een centrale blikvanger kun je ook aandacht vragen voor items elders in de stad. En een fysiek object kan ook de drager zijn van een virtuele of digitale invulling. Zoals het in een andere groep goed werd samengevat: zorg voor een duurzame invulling van de samenhang. Maak gebruik van wat er al is en knoop het losse zand aan elkaar met een goed infrastructuur, website, verwijzingen. Maak iets waar de inwoners trots op kunnen zijn, dan komt de rest (bezoekers en toeristen) vanzelf wel. En zorg voor budget om het ook te onderhouden.

Konden we in de ‘hal’ van de stad maar een wand met ‘HerinnerDingen’ neerzetten, denk ik op weg naar huis. Dan kun je je eigen verhalenverteller uitkiezen en die ‘aanzetten’ op het moment en de plek dat je wel wat info kunt gebruiken. Hoewel… nog een paar jaar verder en dan is er vast wel een app op je telefoon die dat kan. Dan vertelt Trajanus waarom hij nooit in Nijmegen is geweest en hoor je van Mariken hoe Moenen haar om de tuin heeft geleid…

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *