Afgelopen week is de expositie in Grave ontmanteld. Woensdag om 10 uur precies openden Jan en Albert uit Gennep de stoet ‘ophalers’. Jan heeft nog een prachtig verhaal over zijn noppenroemer (waarmee hij overigens onlangs nog de krant haalde, met vermelding van de expo in Grave). Nadat hij in 1986 de scherven heeft gevonden, durft hij wel de meer eenvoudige glazen in elkaar te lijmen, maar aarzelt hij om aan de roemer te beginnen. Het lijkt hem beter om er eerst mee naar een deskundige te gaan.
Zo komt hij terecht bij Frides Lameris en zijn dochter Kitty. Kitty is net afgestudeerd op roemers en vader Frides wil zijn dochter testen. Op een van de scherven staat de datum van de roemer gegraveerd. Deze scherf haalt hij tussen de andere uit en houdt hem achter. Vervolgens legt hij de overige scherven aan zijn dochter voor. Kitty dateert de roemer tussen 1646 en 1648. Daarna haalt vader de ontbrekende scherf tevoorschijn: 1647. Dochter geslaagd! Jan laat de eerder door hem geplakte glazen zien: en ook hij is geslaagd: ze vinden dat hij de noppenroemer op dezelfde manier kan plakken. Zo gezegd en iets minder snel gedaan: zeker één van de blikvangers op onze tentoonstelling.
John Jansen komt het materiaal van Oss, Ravenstein en Deest ophalen. Mergor in Mosam haalt het prachtige Romeinse schoeisel. De conditie is goed gebleven tijdens de expositie, maar de schoenen gaan nu eerst weer een aantal maanden in het water, om vervolgens opnieuw geconserveerd te worden. Dan kunnen ze weer tien jaar mee. Cor Nijenhuis verzamelt de spullen uit Huissen. Het prachtige kinderlaarsje wordt in een speciaal kistje geschroefd voor transport. Ook Martien maakt zijn vitrine leeg en het lijk (uit Escharen) gaat weer in de kast.
Woensdagavond kunnen we veel materiaal meteen weer in de werkruimte en in het depot terugbrengen. Ben heeft het materiaal meegenomen dat retour moet gaat naar het Valkhofmuseum, Museum Kasteel Wijchen en de Wim Tuijn-collectie. Met Bas en Aad vervoer ik de spullen van Kelfkensbos en Pierson. Kees zoekt plaats in het depot. Mooi op tijd, want de Pierson-groep is bijna klaar met de inventarisatieronde!
Donderdag wordt de WW2-vitrine ontruimd. Roeland neemt het vitrinebordje mee als herinnering. Het bureautje ‘van Wim’ dat ik vlak voor de expositie bij de kringloop had gekocht gaat mee terug naar huis. Ik vond het al leuk maar het heeft een extra dimensie nu het een tijdje de spullen van Wim heeft gehuisvest. Aad en Marcel brengen het ‘WW2-roest’ terug naar Bureau Archeologie. Ook alle foto’s, posters en borden krijgen daar een plaats. Zo kunnen we het hergebruiken: als wanddecoratie in onze werkruimte en als informatie wanneer we ergens een kraam of infostand hebben.
Archeologie van de
Als laatste halen Marijke en ik de letters van de wanden… en dan herinnert niets meer aan onze activiteiten in het Graafs Museum. Over een paar weken opent de nieuwe expositie: van het gilde in Grave. Gaat dat zien!
Na gedane zaken filosoferen we bij koffie en appeltaart (van Ben) alweer over een nieuwe expositie, over vijf jaar. Want ja, die zijn zó om.
Mijn blog is trouwens ook alweer bijna om. Terwijl ik nog wel wilde schrijven over de uitleg die Peter van de Broeke bij ons hield over prehistorisch aardewerk en de kenmerken daarvan. Ik had een deja vu-ervaring toen Peter ons na afloop een grote hoeveelheid scherven liet zien en daarbij een aantal opdrachten gaf. Wim Tuijn kon je ook zo verwachtingsvol aankijken als hij iets had uitgelegd en hoopte dat je het goede antwoord zou geven. Peter heeft diezelfde blik. Ik hoop dat hij nog vaak terugkomt. Na zo lang bezig te zijn geweest met middeleeuws- en nieuwe tijd-materiaal is het fijn om weer eens die grove brokken in handen te hebben.
prehistorisch aardewerk
Peter vertelde dat het zeer aannemelijk is dat dit aardewerk door vrouwen werd gemaakt. Best logisch eigenlijk: zij waren het die kookten, die precies wisten wat ze nodig hadden, en die voor de bereiding van eten toch al met vuur in de weer waren.
Ik kan me er alles bij voorstellen hoe moeders die vaardigheden op hun dochters overbrachten. ‘Kom Imma, goed kneden, alle lucht moet uit de klei.’ ‘Ja, maar mam, ik wil met Idis spelen.’ ’Eerst dat potje afmaken, en dan mag je weg. En blijf met die kleihanden uit je haren.’ ’Ja, maar mam, ik heb jeuk.’ ’Dat krijg je ervan als je met Idis speelt. Ik haal de kam en dan maken we eerst vlechten voor je gaat. En dat potje maak je ook af.’
En dat je dan als luizenmoeder eerst een uur bezig bent om die verrekte beesten uit je dochters klitten te halen. En dat die er dan natuurlijk gauw tussenuit knijpt voordat ze haar potje heeft afgemaakt. En dat je dan als moeder denkt, weet je wat, die kam erin en toedeledoki. En dan krijg je dit…
luizenkamgevonden bij een dassenburcht
Nou ja, mijn fantasie gaat met me op de loop. De getoonde luizenkam is trouwens Romeins en komt uit de Maas bij Cuijk (via Mergor in Mosam op onze expositie). De getoonde scherven zijn wel prehistorisch (ijzertijd) en recentelijk door Rob de Loos gevonden bij een dassenburcht. Eruit geworpen door vader das bij het graven van een riant aanleunhol voor zijn schoonmoeder…sorry.
Deze vondst zal overigens nog beschreven worden.
Geef een reactie