Symposium

Nieuw! Innovatieve technieken in de archeologie

Terugblik op een geslaagd symposium
Op zaterdag 4 november organiseerde AWN-afdeling Nijmegen en Omstreken ter gelegenheid van haar 55-jarig jubileum het symposium Nieuw! Innovatieve technieken in de archeologie. ‘Een recente ervaring met mensen ‘in het wit’ op een opgraving bracht het thema Nieuwe technieken al snel in beeld. Technieken waarmee we in het veld of bij onze eigen ervaringen minder vaak in aanraking komen’, vertelde Pauline de Weijer, voorzitter van AWN Nijmegen, tijdens haar openingswoord in de Schouwburg Cuijk. Meer dan negentig belangstellenden uit heel Nederland waren gekomen om te luisteren naar de lezing van vier sprekers over respectievelijk thermoluminescentie, LiDAR in combinatie met burgerwetenschap, isotopenonderzoek en bodemradarmetingen en de toepassing daarvan in archeologisch onderzoek.

Thermoluminescentie als dateringstechniek
Hoewel aardwerken zoals dijken, veldversterkingen en woonheuvels nadrukkelijk in het landschap aanwezig zijn en vaak de identiteit van een regio sterk medebepalen, is het archeologisch onderzoek ernaar onderbelicht gebleven, volgens Roy van Beek (Universiteit Wageningen). Dat is ook wel begrijpelijk aangezien veel, vaak eeuwenoude, aardwerken nog altijd een functie hebben en je er niet zomaar in kunt gaan graven. Vaak eeuwenoud, maar om preciezer vast te stellen hoe oud kan gebruik worden gemaakt van thermoluminescentie of Optisch Gestimuleerde Luminescentie (OSL). Aan de hand van opgeslagen radioactiviteit in een zanddeeltje kan worden bepaald wanneer het betreffende zanddeeltje voor het laatst heeft blootgestaan aan zonlicht. In 2021 is aan de Universiteit Wageningen het project Earthwork gestart. De komende jaren zal daarin onderzoek worden gedaan naar verschillende soorten aardwerken, en dan met name woonheuvels, met de Betuwe als één van de testgebieden voor de toepassing van OSL. Verrassend is al het grote aantal woonheuvels in het Midden-Nederlands rivierengebied en het feit dat ze vaak van recenter datum zijn dan dijken. 

PowerPoint Roy van Beek

Verspreiden van de presentatie of delen daarvan is niet toegestaan zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur of rechthebbenden.  

Publicatie in Archeologie in Nederland
Eijgenraam, Gijs, Roy van Beek en Jasper Candel (2021), Hoog en droog naast de rivier. De archeologische rijkdom van woonheuvels in de Betuwe, in: Archeologie in Nederland, jrg. 5 nr 4, 10-17


LiDAR en sporen van de oorlog
Sinds een aantal decennia trekt de Tweede Wereldoorlog de belangstelling van archeologen, die zich in hun onderzoek met name richten op de in het landschap nog aanwezige sporen ervan. Op met LiDAR (Light Detecting and Range) vervaardigde hoogtekaarten zijn veel van deze sporen goed te zien. Met deze techniek worden door een onder een vliegtuig of drone aangebrachte sensor infraroodstralen richting aardoppervlak uitgezonden en gereflecteerd als deze de bodem raken. De afstand tussen sensor en reflectie kan vervolgens worden gemeten op basis van de reistijd van de straal en de locatie van vliegtuig of drone. Op basis van miljoenen metingen zijn zo de kaarten van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) vervaardigd. ‘De kaarten van de Utrechtse Heuvelrug en ’t Gooi hebben we gebruikt om sporen van de oorlog te inventariseren’, vertelde Wouter Verschoof-van der Vaart. Daarbij hebben we de hulp ingeroepen van honderden burgers, die elk een aantal deelkaartjes hebben afgezocht op met name bomkraters, munitiedepots en loopgraven. Vele hiervan konden op deze manier worden gedocumenteerd en in enkele gevallen waren ze ook te koppelen aan historische bronnen. Zo ontdek je dat de Duitsers bij de aanleg van bijvoorbeeld munitiedepots in de praktijk afweken van de daarvoor geldende voorschriften. En in plaats van de schematische weergave van de loopgraaf op een ‘papieren kaart’ zie je op de AHN hoe de loopgraaf in werkelijkheid is aangelegd.

Publicatie in Archeologie in Nederland
Verschoof-van der Vaart, Wouter en Eva Kaptijn (2023), ‘Scars of War’ op de Utrechtse Heuvelrug en in ’t Gooi. Burgerwetenschapsonderzoek naar resten uit de Tweede Wereldoorlog, in: Archeologie in Nederland, jrg 7 nr 2, 10-17


Isotopen: mobiliteit en interactie
‘Sr-Isotopenonderzoek van botmateriaal uit crematiegraven in Romeins Nijmegen biedt een unieke gelegenheid om de bevolkingsdynamiek in een Romeins grensgebied te bestuderen’, zei Maura de Coster (promovenda aan de VU Amsterdam) in haar lezing. ‘Ulpia Noviomagus was een cruciale strategische militaire locatie langs de benedenloop van de Neder-Germaanse limes en trok mensen uit verschillende delen van het Romeinse rijk en met diverse culturele achtergronden aan’. ‘De mens is wat hij eet’, zou je kunnen zeggen: isotopenelementen in de geologische ondergrond, zoals strontium, komen via bodemgewassen in onze voedselketen terecht en zo in het menselijk botmateriaal. Dit botmateriaal remodelleert het hele leven door en isotopenonderzoek kan zo inzicht geven in de mobiliteit van individuen. ‘Ik verwachtte dat het onderzoek van botresten van personen uit Nijmegen een grote mobiliteit te zien zou geven, maar dat blijkt niet het geval’, aldus Maura de Coster. In tegenstelling tot wat in het Valkhof Museum over de zogenoemde Bataafse veteraan wordt vermeld, blijkt deze weinig bewogen te hebben. Althans, isotopisch is niet aan te tonen dat de man veel gereisd heeft. In haar onderzoek richt de Coster zich ook op interactie tussen personen en het wordt interessant als je er de ijzertijd bij betrekt en een vergelijking tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van de Waal maakt. In de ijzertijd zie je weinig interactie tussen ‘noord en zuid’: men blijft eigen geteeld voedsel eten. In de Romeinse tijd zie je een duidelijke toename in uitwisseling van voedingsmiddelen.


Bodemradarmetingen
Peter Seinen (AWN-Werkgroep Geofysische Meettechnieken in de Archeologie, WGMA) sloot de rij sprekers met een uiteenzetting over de principes van bodemradarmeting. Het is een geofysische meetmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van elektromagnetische pulsen, die de bodem in worden gestuurd. Reflecties van deze pulsen of energiegolven worden geregistreerd als deze objecten en lagen onder het bodemoppervlak tegenkomen. Je weet dat er dan in ieder geval ‘iets’ in de bodem zit. Nader onderzoek (opgraven) kan dan meer inzicht verschaffen in wat dat dan is. Het gebruik van bodemradar wordt daarom vaak als prospectie ingezet: in combinatie met archiefonderzoek kan er gericht naar archeologisch mogelijk interessante plaatsen gezocht worden. Samen met leden van de WGMA heeft Peter Seinen de afgelopen jaren door heel Nederland bodemradarmetingen verricht en daarover gerapporteerd. Een recent onderzoek heeft plaatsgevonden bij Katwijk a/d Maas. Met behulp van een eenvoudige techniek (prikstokken) was daar al het tracé van een Romeinse weg vastgesteld, maar “We wilden graag weten of deze weg, gelegen onder een leemlaag, op radar zichtbaar zou kunnen worden gemaakt”, zei Peter Seinen. Of dat zo is leest u elders in AWN Magazine. Tzt zal het ook hier worden gepubliceerd.

Factsheets
Op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) is een groot aantal factsheets te vinden over natuurwetenschappelijke archeologische onderzoeksmethoden en -technieken.

LiDar
Rensink, E., L. Theunissen en H. Feiken (red.). (2022), Vanuit de lucht zie je meer. Remote sensing in de Nederlandse archeologie, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 80)

Isotopenonderzoek
Kootker, L.M. en S. Heeren (2022), Human mobility in the post-Roman Netherlands (AD 400-700). Combined Sr-O isotopic evidence and archaeological contextualization, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 75)

Geofysische technieken
Jelsma, J. en W.B. Verschoof-van der Vaart (red.), (2021), Meten of vergeten. Een inhoudelijke evaluatie van de toepassing van geofysisch onderzoek tijdens archeologische prospectie van landbodems, Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 266)
NB Zie over de activiteiten van de Werkgroep Geofysische Meettechnieken in de Archeologie (WGMA, landelijke werkgroep van de AWN Nederlandse Archeologievereniging).

Thermoluminescentie
Hierover is geen recente rapportage. Meer over het programma Earthwork en het gebruik van thermoluminescentie van de Universiteit Wageningen is hier te vinden.

Tekst: Leo ten Hag, hoofdredacteur van Archeologie in Nederland en AWN Magazine. Medeorganisator van dit symposium.

Foto’s van Jon, Pauline en Aad


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *